328. Een afgelikte boterham.
Deze zegswijze wordt gebruikt van ‘iets, waarvan een ander het beste voordeel reeds genoten heeft (als een boterham, waarvan een ander de boter heeft afgelikt); in 't bijzonder, in platte scherts, van een meisje gezegd, dat reeds met een ander verkeer heeft gehad, en waarvan dus de eerste frischheid is afgezoend.’ Zie het Ndl. Wdb. I, 1160; III, 715 en Harrebomée I, 85 a, die er ook onder verstaat: eene vrouw, die zich niet eerbaar gedragen heeft. Vgl. Speenhoff VII, 37:
Ik zag jou van de week wel schuiven
Toen jij de bioscoop uit kwam.
Wat liep je an d'r lijf te trekken
In Zuid-Nederland een ‘jonkman, die een vrouwmensch loopen heeft’ (Rutten, 37 a); volgens De Bo, 30 beteekent staan of zijn gelijk een afgelekte boterham, er neerslachtig uitzien, ontmoedigd zijn; ook in het Waasch Idiot. 138 b, naast zoo bleek als een afgelekt serropenbrood (590 a); vgl. ook Teirl. 201: er uit zien gelijk nen afgelekten boterham, er bleek,