318. Het is van het bovenste bordje,
d.w.z. het is het beste, want wat niet dagelijks, maar alleen bij feestelijke gelegenheden gebruikt wordt, ligt niet voor de hand, maar op de bovenste plank (= bord) in de kast. Meer gewoon is van de bovenste plank (o.a. Jong. 218); in het Holsteinsch das es wat vän 't böwerste Bön (etwas ungewöhnliches; Eckart 56; vgl. no. 221) en, volgens Molema, 55: dat is vunt böverste boort; in het Friesch: dat is fen 't boppeste boerdsje. In het Zaansch en in het Stadfriesch staat deze uitdrukking gelijk met van den hoogen boom; zie Boekenoogen, 93: Het gaat van het bovenste bordje, het gaat er flink, onbesuisd, royaal op los, in toepassing op gekijf en ruzie, vloeken, en ook op verkwistend leven. Vgl. Tuinman I, 260: 't Moet alles zyn van 't opperste bordetje; Land v. Waas: Van de hoogste plank zijn, zich zeer goed gedragen. Vgl. hiermede in de bovenste la of schof liggen, in blakende gunst staan (Teirl. 207). Mag ook vergeleken worden hd. (hoch) ans Brett kommen, in aanzien komen?