300. Men moet geen oude boomen verzetten (of verplanten).
Eigenlijk van boomen gezegd, die oud geworden reeds diep wortel geschoten hebben, en die bij verplaatsing niet kunnen aarden en doodgaan. Overdrachtelijk toegepast op oude menschen, die lang ergens gewoond hebben en dan moeten verhuizen. Dikwijls kunnen zij niet gewennen in hun nieuwe woonplaats, beginnen te sukkelen en sterven spoedig. Zie Sart. I, 5 I: Annosam arborem transplantare, oude boomen verplanten; Vondel, Leeuwendalers, 442; Smetius, 264: Wanneer oude boomen verplant werden so gaense lichtelyck uyt; De Brune, 380:
Een boom die dickwils wert verplant
En vat niet licht, maer wert tot schand.
Vgl. verder Erasmus, no. CCII en CCVI: Annosa arbor non transplantatur; Harreb. I, 78 a; III, 138 a; Ndl. Wdb. III, 407; Waasch Idiot. 133: Oude boomen willen niet verplant worden; Rutten, 278; Antw. Idiot. 1948,