299. Aan de vruchten kent men den boom,
d.w.z. 's menschen karakter toont zich in zijne daden; ook gezegd van kinderen met betrekking tot hunne ouders. Eene zegswijze, die ontleend is aan den bijbel, en wel aan Matth VII, 17-20; XII. 33: Luc. VI, 43-44; zie Zeeman, 102 en vgl. mlat ex fructis arbor agnoscitur; arbor sit qualis, fas est cognoscere malis; fructibus ipsa suis quevis cognoscitur arbor; arbor ut ex fructu sic nequam noscitur actu (Werner, 5, 34); Trou m. Bl. 114: Men kint den boom alder meest aen syn vruchten; Cats I, 524: Men kent de boomen aan de vruchten; 543: De boom wort uyt sijn vrucht bekent; De Brune, 400:
Men kent het laecken uyt de zoom
En uyt de vrucht, de plant of boom.
Harreb. I, 77 a; Ndl. Wdb. III, 407; Wander I, 274; 1234; fr. on connait l'arbre à son fruit; hd. an der Frucht erkennt man den Baum; eng. the tree is known by its fruit.