Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend289. In bonis,d.w.z. in goeden doen, welvarend, vermogend zijn, er warm in zitten. De uitdr. kan ontleend zijn aan het Latijn, waar in bonis esse in de juridische taal voorkomt als in 't bezit van het vermogen van een overleden persoon (Cicero, Epist. 13, 30, 1). De beteekenis, die er door ons aan gehecht wordt, kende het Latijn nietGa naar voetnoot1). Deze kunnen we ontleend hebben aan de hd. studententaal waar in bonis (anno 1846) voorkomt in den zin van ‘goed bij kas zijn’; zie Kluge, Deutsche Studentenspr. 84 b. |
|