Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend248. Een blauwe Maandag.Onder den blauwen Maandag (hd. blauer Montag; eng. blue Monday) meent men den Maandag voor het begin der vasten te moeten verstaan, als in de kerk de beelden, het altaar, de doopvont en de kansel met blauwe doeken werden behangen. In de middeleeuwen werd deze dag evenwel goede Maandag genoemd, terwijl niet op dien dag, maar reeds 14 dagen voor den eersten Vastenzondag het behangen met violet-blauwe doeken plaats vondGa naar voetnoot2), zoodat de gewone verklaring om deze redenen moet worden betwijfeld. In de 17de eeuw wordt deze benaming aangetroffen in Bernagie's klucht van Het Studente-leven, anno 1684, bl. 12: De Jonkers (studenten) zyn alle blaauw maandagen t'huis, en beelden er wel in, datmenze lustig behoorde te onthaalen; Smetius, 99: t Geschiet niet meer dan alle blauw maendags, semper fit, ut quibusdam placet. Hier beteekent ‘alle blaauw maandagen’ elk oogenblik, om een haverklap (Tuinman I, 234), in welken zin men in het fri. ook zegt alle blaumendeis. Het adj. blauw had in de middeleeuwen en ook later de bet. nietig, van weinig waarde (fr. bleuGa naar voetnoot3); vandaar een ‘blauwe maandag’, een maandag van geen beteekenis, die niet meetelt, maar als Zondag, als feestdag beschouwd wordt, waarop men niet werkt (vgl. maandag maken; fr. faire le Lundi; fêter le Lundi; hd. blauen Montag machen; ook blau machen; eng. to blue), d.i. maandag houden of vlaggen (Antw. Idiot. 1382)Ga naar voetnoot4), dat reeds in het Mnd. voorkomt en bij ons in de 17de eeuw is aangetroffen naast verloren maandag houden d.i. Kopper- | |
[pagina 96]
| |
maandagGa naar voetnoot1) houden, in de 16de eeuw Sinte Crispiaen vieren (eig. van de schoenmakersGa naar voetnoot2); Tijdschr. XXI, 92; eng. to make a Saint Crispin's day). Bij uitbr. kon alle blauwmaandagen de bet. aannemen van bij de minste gelegenheid, elk oogenblik, spoedig na elkander, met korte tusschenpoozen; vandaar thans een Blauwe maandag (soms ook een blauwe maand; vgl. eng. a blue moon) = een korte poos, fri. blaumendei. Volgens Schuermans, 38 a beteekent blauwen maandag houden in Limburg op eene kettersche wijze feest vieren. Een synonieme uitdr. was een Blinde Zaterdag, nog in Zuid-Nederland; zie Loquela, 65: blende Zaterdag, Zaterdag die te zelver tijde Hoogdag is, fr. une journée blanche. |
|