235. Bijdraaien.
Onder bijdraaien, hd. beidrehen, verstaat men in eig. zin ‘de zeilen zoo stellen dat sommige wind vatten, andere tegen liggen, zoodat het schip nagenoeg op dezelfde plaats blijft.’ Vandaar fig. ‘minder koppig worden, langzamerhand toegeven aan wat iemand verlangt’ (Ndl. Wdb. II, 2594). Ook in 't fri. hy scil wol wer bydraeije; Molema, 36; Ten Doornk. Koolman I, 162: bidreien, nachgeben, sich bekehren; Harreb. III, 11.