Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend198. Iemand belezen,d.w.z. hem bezweren, overhalen; eig. een tooverformulier over hem lezen, hem betooveren, bezweren, fr. exorciser; mnl. enen belesen; Plantijn: Belesen, coniurer par lecture, exorcizare, lectione adiurare. Ook in de 17de eeuw zeer gewoon; vgl. Huydecoper, Proeve, III, 34-36. Zie voor dergelijke formules Ons Volksleven III, 50 en 61Ga naar voetnoot5); en vgl. in denzelfden zin iemand besprekenGa naar voetnoot6); fri. bisprekke naast bilêze (Molema, 31 b; | |
[pagina 79]
| |
Bouman, 8); hd. einen besprechen, berufen, beschreien; eng. to spell from (ook in gunstigen zin) en het zuidndl. (een ziekte) aflezen (De Bo, 30 b; Teirl. 31; Antw. Idiot. 136) of overlezen (Antw. Idiot. 924), mnl. overlesen, een gebed over iemand of iets uitspreken; vgl. ook lat. incantare en het fr. charmer, afgeleid van het lat. carmen, lied. |
|