187. Het niet op iemand begrepen hebben,
d.w.z. iemand niet ten volle vertrouwen, tegen iemand zijn ingenomen, het niet op hem ‘verzien’ hebben; ook ‘het niet op iets begrepen hebben’, iets niet gaarne doen, ergens geen zin in hebben (Molema, 22 a). Ook hier moet begrijpen worden opgevat in den zin van een plan beramen, en is de persoon op wien men het begrijpt, degene op wien men daarbij zijn vertrouwen stelt; Ndl. Wdb. II. 1427. In het Friesch: it net op dit of dat (op immen) bigrepen ha. Syn. Het niet gepakt hebben op iets (in Kippeveer, 184).