Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend181. Een beest maken.Hieronder verstaat men in het biljartspel een stoot maken waarbij men, zonder er op gespeeld te hebben, een bal maakt of caramboleert; ook wel een Arabier genoemd (Ndl. Wdb. II, 577). Voor Zuid-Nederland vgl. Antw. Idiot. 2198: beest, onbehendige, slechte stoot, die toch goed uitvalt. Let men op synonieme zegswijzen als een zwijn; een vieze, smerige, vuile balGa naar voetnoot2), ook wel een ruiker, een stinker(t) of een ui geheeten (Köster Henke, 57; 66; 70), op het hd. Schwein, grober Fehler (Grimm, IX, 2441), Ferkel, entstellendes Versehen, ndl. een varken maken, een misslag begaan (V. Eijk, II, 87), dan zal de grondgedachte onzer uitdr. wel zijn een stoot waar ‘een luchtje aan zit’. De Duitschers spreken van een Fuchs en van fuchsen ‘Bälle machen an die man nicht gedacht hat’, maar ook geluk hebben, veel winnen, syn. van sauen, waarvoor wij ook zeggen zwijnen; hd. Schwein habenGa naar voetnoot3). |
|