Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend179. Een ongelikte beer,d.w.z. een onbeschoft, ongemanierd mensch; hd. ein ungeleckter Bär; fr. un ours mal léché; eng. an unlicked cub. Deze uitdr. heeft haar ontstaan te danken aan het oude, reeds bij de RomeinenGa naar voetnoot3) bestaande, volksgeloof, dat de jonge ontijdig geboren beertjes hun fatsoen krijgen, doordat de moeder ze gestadig likt. Vgl. Bartholomeus den Ingelsman, bl. 800 a: ‘Ursus dat is een beer,.... hi syn jonghen formeert mit sinen monde, als Ysidorus seit, want si sijn eerst als een stuck vleysch, dat die moeder al leckende vormt alst wesen sal, ende dat is daerom want die vrucht en blivet niet langhe ghenoech inder moeder lichaem’. Ongeveer hetzelfde leest men bij Maerlant, Nat. Bl. II, 3793: Die moeder scept die jonghe lickende met hare tonghe; Vondel II (ed. Thijm-Unger) bl. 281, vs. 302. De uitdr. zelve is het eerst in de 17de eeuw aangetroffen. Zie verder Borchardt bl. 49; Verdam in de Handelingen v.d. Maatsch. der Nederl. Letterk. 1897-98, bl. 66-68; Ndl. Wdb. X, 1617; II, 1321. |
|