Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend141. Iemand iets bakken,eig. iets voor hem klaarmaken; ironisch opgevat: hem iets toedienen, dat hem beleedigt, dat hem onaangenaam aandoet, 17de eeuw; Ndl. Wdb. II, 888); vooral bekend in de uitdr. iemand een poets (pots), een kool bakken (zie ald.); vandaar ook een bak, een bakkie (Jord. 399, Menschenw. 113; 119; 227): Main Kristus, riep Dirk, daa's 'n bakkie, dá' mo'k sien! .... da' mo'k hoaring of kuit van hebben), een grap, een mop, een poets (zie Landl. 16; 27; 80; 170; 175; Het Volk, 16 Maart 1914 p. 1 k. 2; Nkr. II, 27 Sept. p. 6; VIII, 10 Jan. p. 5; Nw. School, I, 83; Kent. 77; St. L. 41; 50; 57; D.H.L. 29, grove leugen (vgl. Jord. 117: Zij flapte er uit bak op bak); een bak zetten, een verhaal opdisschen (Köster Henke, 6); een bak uithalen, een poets bakken, een grap uithalen of uithangen; een bak geven, een aardigheid vertellen (V. Ginneken, I, 514); bakkig, geestig (Bergsma, 25). Zie C. Wildsch. IV, 193; Sewel, 56: Ik zal u dat wel bakken, wel klaaren, I'll bring it about; Halma, 138: Iemand eene pots bakken, jouer un tour à qqn. Te vergelijken hiermede zijn de volgende uitdrukkingen: iemand een vijg koken (17de eeuw), iemand een papje koken, iemand iets in zijn schotel schaffen, iemand een papje boteren, iemand een taart bakken, iemand iets op zijn bord schieten of geven (Tuinman I, 110, 323, 199), iemand van de taart geven, iemand een peer stoven; en in de middeleeuwen enen een bier brouwen of scinken, enen mede blanden (Mnl. Wdb. I, 1247 en 1286), met weglating van bier: enen iet brouwen (vgl. fr. brasser; eng. to brew)Ga naar voetnoot1); Teirl. 94: iemand | |
[pagina 58]
| |
'n affronte, ne koeke, 'm poetse, 'm perte, 'n torte bakken; Wander V, 886: ik will di wat bakken twischen Hemd un Hakken; Eckart 30; Borchardt, 782. |
|