Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend82. Iemand aan zijn angel krijgen.Een angel is een vischhaak, waaraan men aas doet om de visch te verlokken er in te bijten en ze zoo te vangen. Figuurlijk wordt deze uitdr. gezegd van menschen: door een lokaas, dat men hun aanbiedt, in zijn macht krijgen; eng. to hook one; to keep one on the hook(s). Men zegt dan, dat zij aan den angel bijten, vastraken, enz.; Ndl. Wdb. II1, 450. Zoo lezen wij bij Vondel, X, 393: Zoo een van beide zich aan deze vrucht vertast,
Geraeckenze alle beide aen mijnen angel vast.
| |
[pagina 34]
| |
Vgl. ook de fri. uitdr. hwa hest nou oan 'e angel? wie hebt ge thans aan het lijntje? welk meisje hebt ge aan de hand?Ga naar voetnoot1); hd. die Angel nach etwas, nach jem. auswerfen; fr. jeter le grapin sur qqc. - Hengelen naar een man; visschen naar een complimentje (vgl. eng. to hook, angle, fish for compliments); iemand aan den haak slaan (vooral van meisjes, die een vrijer hebben opgedaan; fr. accrocher un mari); iemand aan zijn snoer krijgen. |
|