Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend20. Aanspraak hebben op iets,d.i. het recht hebben om het bezit of genot van iets in rechten te vorderen. Voorheen gold aensprake voor het aanspreken in rechten, de gerechtelijke eisch.Ga naar voetnoot2) Nog in de 17de eeuw bezigde men aensprake en | |
[pagina 8]
| |
antwoord voor hetgeen nu eisch en antwoord (of verweer) heet. Thans echter wordt aanspraak, als rechtsterm, niet meer opgevat als eisch zelf, maar als het recht om iets te eischen. Vgl. Sewel, 15: Aanspraak, of eisch in Rechten, demand; Halma, 11: Aanspraak, aantaal. Eisch, of verzoek, in regten, demande en justice, action. Zie verder het Ndl. Wdb. I, 341 en Sewel, 15: Aanspraak op iets maaken, to lay claim to a thing; fri. oanspraek meitsje op; hd. Anspruch machen auf etwas |
|