Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis
(1889)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 240]
| |
Imperatief§ 349.Aangaande den imperatief valt op te merken, dat ook de pluralisvorm gebezigd wordt, wanneer men tot slechts één persoon het woord richt, zelfs wanneer men iemand met du aanspreekt. || Thobias sprac, segt, jongelinc. Ferguut, blijft hier ende slapet met gemake. Helyas sprac, weest onvervaerd ende mac mi coekelkin ter vaerd. Weest gegroet, coninc der Joden. Minren blijft gestade ende trou, waerachtich in dijnre joghet. Thomaes com, tast mijn wonden ende zijt gheloovigh. Vgl. § 207 opm.; Vondel's Taal § 191 en Ferguut, gloss. 281.
Opm. I. Opmerkelijk is het, dat wij thans omgekeerd bij een meerv. gewoonlijk den
enkelvoudsvorm van het ww. bezigen. || Jongens, maak wat
voort! | |
§ 350.De imperatief kon, behalve door het ww. sullen, ook omschreven worden door middel van den imperatief van het ww. vandenGa naar voetnoot1, wanenGa naar voetnoot2 of willen. || Grimbeert vandet mi geraden. Ghi heren nu vant ten wapen vaen. Dusgedaenre tale waent ontberen. Ridder waent vollic opstaen. Isegrijn: sprac nu wilt kiesen. Hi seide: ne wil niet vreesen. Voor weten ter omschrijving van den adhortatief in Vlaamsche geschriften zie § 288.
Opm. I. De imperatief van het ww. laten schijnt ter omschrijving van den adhortatief gebruikt te worden bij een wederk. of een onpers. ww. Dit is evenwel slechts schijn, daar laten met den volgenden infinitief | |
[pagina 241]
| |
één geheel vormt en de adhortatieve
kracht door den imperatief zelf wordt uitgedrukt. Wordt laet gevolgd door den infinitief van een trans. ww.,
dan heeft die inf. passieve beteekenis. || En laet ons niet
leiden in becoringhe (gedoog niet dat wij geleid worden of dat men
ons leide in verzoeking). Zie Mnl. Wdb. IV, 205-207 en
vgl. § 158 opm. II en § 288.
|