Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |
[128] Bruydt-Lofs-Gedicht,Ter Eeren D'Heere Rembt Rengers ten Post, En Iuffr. Fransisca van Camminga.Ga naar voetnoot*Na dat de gryse Vorst zyn wit gheflockte kleedGa naar voetnoot1
Had over 't aerdrijck ruym drie maenden lang gespreed:Ga naar voetnoot2
De sachte wateren doen hard te samen stremmen,Ga naar voetnoot3
En als een stalen muyr vast aen malkander klemmen.
5[regelnummer]
Verscheen de soete Lent, waer door de blonde SonGa naar voetnoot5
Syn krachten, metter tyd weer krachtiger begonGa naar voetnoot6
Aen 't bleeck versturven groen der velden uyt te deelen;Ga naar voetnoot7
So dat het gras en kruyd van vreughd begon te teelen:Ga naar voetnoot8
't Gebacken sneeu versmolt, de Christalyne vloedGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Wierd wederom versacht door Phoebi gulden gloed.Ga naar voetnoot10
Het onvernuftigh Vee sprongh uyt de muffe dakenGa naar voetnoot11
Der schuren: en begon in 't groen sich te vermaken:
Doen myn een lust bevingh om het boomrijcke Stiens,Ga naar voetnoot13
Of Belcum te besien, 't was my vast even iens:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ick trad ten poorten uyt en liet myn oogen weyden
Daer haer myn grage lust begeerigh was te leyden,Ga naar voetnoot16
Ick sagh een reys na 't Veld en merckte datter wasGa naar voetnoot17
Een wonder seltsaem dier aen 't hipplen in het gras,Ga naar voetnoot18
| |
[pagina 209]
| |
[129] 't Welck doen ick recht besagh, begon ick te bemerckenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Dat het Cupido waer, die met syn vlugge vlercken
Het groene Veld deurvloogh, en pluckten hier en daer
Veel schoone Myrten-bla'en, en ionge Bakelaer.Ga naar voetnoot22
Wel (seyd' ick) kleyne Godt, wat heeft het te beduyden
Dat ghy dus besigh zyt in 't plucken vande kruyden?Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Is u Vrou-Moeder sieck? of heeft sy tovery,Ga naar voetnoot25
Of so wat in de sin, ick bid u seght het my?
Neen, sey Cupido, neen, ick make Myrthen kroonen,
Voor die, wiens trouwe liefd mijn Moeder sal beloonenGa naar voetnoot28
Met alderleye vreughd, met wederliefds geluck,
30[regelnummer]
't Begin van alle lust, het end van alle druck.Ga naar voetnoot30
En soo ghy met myn wild, ick sal u op den Toren
Doen komen, daer myn Moe'r Vrou Venus is geboren,
Gelegen in de Zee, dat heerelyck Palleys,
Alwaer des liefdes twist bepleyt word naer den eys.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Daer sult ghy mogen sien en duydelyck aenhooren,Ga naar voetnoot35
(Soo veer ghy daer maer toe verleenen wild u ooren),Ga naar voetnoot36
Hoe wettelyck, hoe wys myn Moe'r is in haer recht,Ga naar voetnoot37
Hoe wel men valschlyck hier heel anders van haer seght.
Ick stemde tot de reys, wy vlogen beyd te samen,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Soo lang, tot dat wy by de groote Toren quamen,
Daer sayden wy gelijck; Cupido die ging veur,Ga naar voetnoot41
Maer Goon! wat waren daer al minnaers voor de deur!
Elck sprack Cupido aen, elck gaf hem een biljette,Ga naar voetnoot43
Elck bad hem dat hy wou op syne saken letten,
45[regelnummer]
[130] En vorderen syn gonst, en mind'ren syn elend;Ga naar voetnoot45
En schicken dat syn saeck quam tot een goeden end,Ga naar voetnoot46
Op dat hy spoedigh mocht tot loon van syn verdrieten,Ga naar voetnoot47
En trouwe dienst, door trou syn lieve lief genieten.Ga naar voetnoot48
Wy quamen op het lest met grooten arbeyd voort:Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Cupido klopten aen, men opende de Poort,
| |
[pagina 210]
| |
Daer ging het karmen aen en 't suchten der minnarenGa naar voetnoot51
Die binnen het Palleys in d' eerste kamers waren.
D'een was syn lief te straf, de tweede was te stuur,Ga naar voetnoot53
De derde schold syn lief voor een metalen muur
55[regelnummer]
Die onbeweeglyck was, de vierde voor ontrouwe,Ga naar voetnoot55
De vyfde vloeckten op de dubbelheyd der Vrouwen:Ga naar voetnoot56
D'een wenschten dat hy noyt geboren had geweest,Ga naar voetnoot57
En d' ander dat hy strax mocht geven synen geest,Ga naar voetnoot58
't Was vreemd te sien hoe d'een hem in syn vreughd verblyden,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En hoe sich d' ander weer bedroefden in syn lyden.
't Langmoedige Geduld, verselschapt met de Hoop,Ga naar voetnoot61
Die waren nimmer stil, maer altyd op de loop,Ga naar voetnoot62
Die spysden haer al t'saem met troostelycke woorden,Ga naar voetnoot63
Alwaer sy somtydts wel, en somtyds niet nae hoorden.
65[regelnummer]
Doen klommen wy voort op de trappen van Metael,Ga naar voetnoot65
Tot dat wy raeckten in de kostelycke Sael,Ga naar voetnoot66
Van goud was d' heele vloer, de wand aen alle kanten
Van Helder blau Saphier, 't gewulf van Diamanten,Ga naar voetnoot68
De Pylaers waren Peerl, de glasen Cristalyn,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Ick docht, dit moet voorwaer der minnaers Hemel zyn.
[131] In 't midden vande Sael (het welck my best behaeghden)Ga naar voetnoot71
Sagh ick een schoone Rey van Iongmans ende Maeghden,
Al staende twee en twee op 't lieffelyckst by een,Ga naar voetnoot73
In wien de soete vreughd alleen te wonen scheen.
75[regelnummer]
Voor aen in 't eerst gelit stond d' eerste van myn vrienden,
De Heer Rembt Rengers, die een soeten praet verlienden,Ga naar voetnoot76
Der welgeboren Maeghd Fransken van Camminga:Ga naar voetnoot77
Daer volghden Ornia en Margrietje Boners na.Ga naar voetnoot78
Meer sagh ick die ick kond, bequaem gevoeght by paren,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Ick bad Cupido dat hy my wou openbarenGa naar voetnoot80
| |
[pagina 211]
| |
Wat dat te seggen waer, die my tot antwoord gaf,Ga naar voetnoot81
Dit is een blyde schaer, wiens pleyt nu daed'lyck afGa naar voetnoot82
Gedaen sal worden: sy verwachten Venus Oordeel,Ga naar voetnoot83
Die 't vonnis strycken sal volkomen tot haer voordeel:Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Dus barst de blye vreughd haer tot de oogen uyt;Ga naar voetnoot85
D'een midts hy Bruygom wordt, d'aer midts sy wordt de Bruydt.Ga naar voetnoot86
Kom laet ons nu te saem in dese kamer treden,
Daer sult ghy hooren aen, hoe treffelijck met redenGa naar voetnoot88
Beweerd word hare saeck, en hoe men overleydGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Haer deughden, schatten, roem, haer Stammen loflijckheyd,Ga naar voetnoot90
Eer 't heyligh, bondigh Echt, haer beyde komt te geven,Ga naar voetnoot91
De vreughden van te saem altijd in vreughd te leven.
Midts opende de deur, de deur van klaer Robyn,Ga naar voetnoot93
Daer sagh ick opgepronckt, gelijck de Sonne-schyn,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Vrou Venus in haer Throon, omringd met deftigheden,Ga naar voetnoot95
Met Raden kloeck van geest, en treftigh in haer zeden.Ga naar voetnoot96
[132] Wysheyd, Voorsichtigheyd, Sorghvuldigh achterdocht,Ga naar voetnoot97
Deughd, Eer, standvaste Liefd Godvruchtigh opgebrocht,Ga naar voetnoot98
Recklycke Matigheyd, Rechtvaerdigheyd in daden,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Dees waren op die tyd haer redelycke raden:Ga naar voetnoot100
En d'opperste van al was Reden selfs, die 't woordGa naar voetnoot101
In 't eerst en 't laetste deed, gelyck na re'en behoord.Ga naar voetnoot102
Doe wierd daer sterck gescheld, midts quamen in de kamerGa naar voetnoot103
Twee mannen braef ter tael, ick hoorde noyd bequamer;Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Die vast op dese wys in Nederduytsche spraeckGa naar voetnoot105
Verdedighden het recht van hare Meesters saeck.
Also (sprack d'Advocaet) de gaven van myn Heere,Ga naar voetnoot107
Syn Ridderlycke Stam, beroemd in alle Eere,Ga naar voetnoot108
| |
[pagina 212]
| |
Syn ingeboren deughd, syn ommegang, syn staet,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Syn vroom, syn heusch gemoed, syn vriendelyck gelaet,Ga naar voetnoot110
Syn lof by yeder een, syn onbevleckte leven,
Het welck hem tot de staet des hoogheyds heeft verheven,Ga naar voetnoot112
Syn onvervalschte liefd tot syn beminde Vrou:
Tot we'erliefd een Prinçes met recht bekoren sou.Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Heb ick my voor u Throon, Vrou Venus, willen setten,
Versoeckende dat ghy niet langer wild beletten
D'onsprekelycke vreughd die d'Heer genieten sal,Ga naar voetnoot117
Wanneer ghy eenmael hem vereenighd met syn al,Ga naar voetnoot118
De vierbaeck van syn kours, de zeylsteen die syn sinnenGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
Getrocken had en heeft om eeuwigh haer te minnen.Ga naar voetnoot120
Gedenckt eens Raden, en het vonnis recht verliend,Ga naar voetnoot121
Of hy haer tot syn Vrou niet wettelyck verdiend:Ga naar voetnoot122
[133] Die syn beroemd geslacht ruym seven honderd jaren,
(Gelyck de Schryvers der Historien verklaren)
125[regelnummer]
In alder eeren teld, wiens groote loflyckheydGa naar voetnoot125
Tot aen des Werelds end is loffelyck verbreyd;
Was 't Rengers niet die hem so treflyck had gedragen,
Dat hy tot Ridder van de Keyser wierd geslagen?
Was 't Rengers niet, dien wierd syn eygen Tol en MuntGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Twee honderd iaer verle'en, so heerelyck gegund?Ga naar voetnoot130
Wat soud' ick van die Stam wel deftigheden noemen!Ga naar voetnoot131
Maer wyl d'Historien so loflyck daer van roemen,Ga naar voetnoot132
Acht ick onnoodigh en tydquistigh dat verhael:Ga naar voetnoot133
Midts die bekend is aen de Raden altemael.
135[regelnummer]
Nu, om den braven Heer te komen tydlijck nader,Ga naar voetnoot135
Wat loffelijcke lof verdiend syn oude Vader,Ga naar voetnoot136
Van iongs geoeffend in geleerde wetenschap,
En nu gestegen tot des Eers beroemdste trap?
Die d'allereerste mael, doen 't moedige GroningenGa naar voetnoot139
| |
[pagina 213]
| |
140[regelnummer]
Sich door de krachten liet der Heeren Staten dwingen,Ga naar voetnoot140
Gedeputeerde Staet erweeld is van dat Land,Ga naar voetnoot141
Om syn manhafte deughd, getrouheyd en verstand.
En Heerlyck 't selvigh Ampt tot nut van Stadt en Landen,Ga naar voetnoot143
Tot lof van hem en syns, bevrijd van alle schanden,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Bediend heeft, tot men het Bestand heeft aengegaen,Ga naar voetnoot145
En doen het wederom (om reden) afgestaen.Ga naar voetnoot146
En al-hoe-wel hy nu teld viermael twintigh iaren,
Wil hy zijn dienst tot nut syns Vaderlands niet sparen;
[134] Van alle man bemind, van yeder onbeklaeghd,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Hy sich Curator noch des Academijs draeghd.Ga naar voetnoot150
Maer ick begeer geensins, ô dubbel wyse Raden!
Te trecken al zijn roem uyt zijn voor-Ouders daden,Ga naar voetnoot152
Die hem tot een voorbeeld verstrecken, en tot eer,Ga naar voetnoot153
So hy haer sporen volghd, so niet, tot schande weer.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Maer op zijn eygen lof, zijn eygen naerstigheden,Ga naar voetnoot155
Sijn eygen e'el gemoed, zijn eygen goede zeden,
Sijn eygen lust tot deughd, die nieuwen Adel baerd,Ga naar voetnoot157
Roem ick met reden, als een saeck wel roemens waerd.Ga naar voetnoot158
Midts hy het spoor vervolghd van zijn voor-Ouders wegen,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
En van zijn kindsheyd af met arbeyd is gestegenGa naar voetnoot160
Op des geleerdheyds bergh, met lust en naerstigheyd,
't Welck yeder op het pad van lof en eere leyd,
Wat Land, wat hooge School is schier voor hem verholen?Ga naar voetnoot163
Die d'Academien en al de hooge Scholen
165[regelnummer]
Meest yvrigh heeft doorsien, daer eerlijck lang verkeerd,Ga naar voetnoot165
En van een yeder wat tot synen lof geleerd.
Die 't lieflijck Engeland heeft door en door gereden,
Die Vranckrijck heeft doorreyst met al haer trotsche Steden,
Italien doorsien, van d'Hadriaetsche strand
170[regelnummer]
Tot op den Tyber toe, te water en te Land.Ga naar voetnoot170
En na hy op zijn reys geleerd had met vermaken,Ga naar voetnoot171
| |
[pagina 214]
| |
De Spaensche, Fransche, en d'Italiaensche spraken,
Met eeren t'huys gekeerd, daer daed'lijck sich begevenGa naar voetnoot173
Om hem tot lof, zijn land tot nut en dienst te leven,
175[regelnummer]
[135] Tot Redjer-Rechten en tot Oever-Rechten, metGa naar voetnoot175
De Scheppery der dry Delfzielen strax geset.Ga naar voetnoot176
Daer nae tot Heer en Raed seer loffelijck verkorenGa naar voetnoot177
Van d'Admiraliteyt, geen tijd ging hem verloren,
Want doe hy dat verliet, wierd hy met meerder eerGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
Gedeputeerde Staet van Stadt en Landen weer.
Waer in hy op een nieu vernieut is, en op hedenGa naar voetnoot181
't Noch loffelijck bediend, ia eerd door syne zeden.Ga naar voetnoot182
Nu, sulcken braven man, van goedertieren aerd,Ga naar voetnoot183
In wien de deughden zijn volkomentlijck vergaerd,
185[regelnummer]
So treffelijck van Stam, en in zijn ionge iarenGa naar voetnoot185
So wel in alle konst en wetenschap ervaren:
Dus vierigh, dus volmaeckt, heeft zijn getrouwe minGa naar voetnoot187
Gevest op dese Maeghd; dat hy haer voor GoddinGa naar voetnoot188
Van zijn gedachten houd, en sy hem weer, ô Reden!Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Wat reden is 't dat sy van hem word afgesneden?
Voeghd doch door d'Heyligh' Echt dees twee geliefkens t'saem,
Ick sweer u, 't voegen sal hun beyd zijn aengenaem.Ga naar voetnoot192
Hier heeft den Advocaet des Iongen Heers geswegen,
En 's Iuffrous Voorspraeck is doen weder opgestegen:Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Die, na dat hy gegroet had Venus en haer Raedt,
Aldus geantwoord heeft den eersten Advocaet.
Of schoon d'Heer Rengers met een yverigh verlangen,Ga naar voetnoot197
Wenscht om gewenschte troost van mijn Meestérs t'ontfangen,Ga naar voetnoot198
En om haer gonste bid, en om haer liefde smeeckt,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Daer ghy soo dapper van tot synen voordeel spreeckt:Ga naar voetnoot200
[136] Denckt eenmael wie sy is, en of men een waerdye,Ga naar voetnoot201
| |
[pagina 215]
| |
Gelijck mijn Iuffrou, kan verwerven sonder lyen?Ga naar voetnoot202
Denckt om haer hooge Stam, haer schoonheyd, kuysheyd, deugd,Ga naar voetnoot203
Haer deftige gelaet, haer lieffelycke ieugd;Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
En of een sake daer soo veel is aen gelegen,Ga naar voetnoot205
Oock worden kan dan door seer grooten moeyt verkregen?Ga naar voetnoot206
Denckt dat dees schoone Zon, dien hy wenscht tot syn Bruydt,
Van Camminga dat oud beroemd geslachte spruyt.
Van Camminga die door syn groote' aensienlijckheden,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Ruym vyfthien honderd iaer en seventigh geleden,
Wierd met syn medgesel gesonden als Legaet,Ga naar voetnoot211
Van wegen Friesland, en de gantsche Friesche Staet,
Aen Keyser Nero, die grootmoedigh binnen RomenGa naar voetnoot213
In het Theatrum van Pompejus is gekomen,
215[regelnummer]
Daer, doen hy met syn med-Gecommitteerde quam,Ga naar voetnoot215
Hy onder den Senaet van Romen plaetse nam.
Van Camminga die in de Christelijcke stryden,Ga naar voetnoot217
In 't heetste van 't gevaer, in 't opperst van het lyden,Ga naar voetnoot218
Doen den AEgyptischen Soudaen met sulcken klemGa naar voetnoot219
220[regelnummer]
Den Koning Balduin van 't oud Jerusalem
Bestreed, hun hebben soo manhaftigh staegh gequeten,Ga naar voetnoot221
Dat al d'Historien daer van te seggen weten.
Van Camminga dien Held die Frieslands PotestaetGa naar voetnoot223
Grootmoedigh is geweest, soo wel in raed als daedt,Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Van Camminga die in de Hulding onser LandenGa naar voetnoot225
Aen Prinçe Carel van Hispanien, hun verstandenGa naar voetnoot226
[137] En trouheyd blijcken de'en, die ruym dry honderd iaerGa naar voetnoot227
De brave Heerlyckheyd van Ameland in haerGa naar voetnoot228
Graed hebben staegh gehadt, het welck door het believenGa naar voetnoot229
230[regelnummer]
Van Maximiliaen met Keyserlycke brieven
Seer sterck bevestighd wierd, tot Lof van 't braef geslacht,
Dat soo veel Helden trotsch had loflyck voortgebracht.Ga naar voetnoot232
| |
[pagina 216]
| |
Dees wel-geboren Maeghd van Vry-Heers Stam gesproten,Ga naar voetnoot233
Heeft, watmen wenschen kan van d'hooge Godt genoten,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Ia, 'k acht dat de Natuyr het uyterst van haer krachtGa naar voetnoot235
In 't çieren van haer lyf te wege heeft gebracht,Ga naar voetnoot236
In deughden munt sy uyt, van aerd seer goedertierigh,Ga naar voetnoot237
Van wesen lieffelyck, in zeden seer manierigh,Ga naar voetnoot238
Haer hayr, het welck in glans de Son syn glans beroofd,Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Als een gekrolde kroon omringd haer gulden hoofd,Ga naar voetnoot240
Wiens strickjes goude dra'en gelyck, vol schoone krullen,Ga naar voetnoot241
Den wyste syn gemoed in liefd verstricken sullen,Ga naar voetnoot242
Haer poeselachtigh vel schynd wit; maer sacht, yvoor;
Daer spelen flau en schoon de blauwe ad'ren door,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Haer hooge voorhoofd schynd een silverbergh te wesen,
Waer uyt men kan de geest van hare harsens lesen,Ga naar voetnoot246
Haer oogjes als een git in 't blauwe Cristalyn
Op 't çierlyckst in geset, twee tintel-starren syn,Ga naar voetnoot248
Haer kleyne wynbrauwen gelyck twee Ebben boogjes,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Of als een halve Maen omçingelen haer oogjes,Ga naar voetnoot250
Haer wesen Prinçelyck is soo vol Majesteyts,Ga naar voetnoot251
Dat ick noyt in een Vrou sagh soo veel deftigheyts.Ga naar voetnoot252
[138] Haer lipjes als een kars, of brandende robynen,Ga naar voetnoot253
Waer door haer tandtjes als geslepen peerlen schynen,
255[regelnummer]
Haer wangen als een roos, met daeltjes schoon verçierd,Ga naar voetnoot255
Waer op het blancke sneeu op 't lieffelyckste swierd,Ga naar voetnoot256
Haer kin op 't schoonst geklooft, in 't kort, in alle deelenGa naar voetnoot257
Des lichaems soo volmaeckt, dat, had ick honderd keelen,
En honderd tongen, met een yseren geluyt,
260[regelnummer]
Noch soud ick haren lof niet konnen beelden uyt.Ga naar voetnoot260
't Schynd dat het snel gerucht heeft aller menschen monden
Gevoeghd by haer basuyn, om loflyck te verkonden
Haer wel-verdiende lof, so loflyck is haer deughd,
| |
[pagina 217]
| |
So braef haer ommegang, so kuysch haer ionge ieughd,
265[regelnummer]
So eerbaer haer gelaet, so çierelyck haer zeden,Ga naar voetnoot265
So lieffelyck haer aerd, so treffelyck haer reden.Ga naar voetnoot266
Dan wijl d'Heer Rengers door syn deughdelycken aerd,Ga naar voetnoot267
Sich selven lof en eer by al de wereld baerd,Ga naar voetnoot268
En syn standvaste min haer duyd'lyck heeft doen tonen:Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Wil sy zyn trouwe liefd met wederliefd belonen,
So veer 't de Reden en de Raden dunckt gera'en,Ga naar voetnoot271
Sy sal naer uwe wil en u geboden gaen.
De Reden die gebood partyen te vertrecken,
Die volgens syn gebodt oock daed-lyck gingen decken,Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Daer wierd doen rypelyck beraedslaeghd, of men sou
Toelaten ofte niet dees hoogh-begeerde trou.
Het stond in twyffel eerst, maer doen de raed der vriendenGa naar voetnoot277
Haer wil aen beyde zyds tot dit versaem verlienden,Ga naar voetnoot278
[139] Beslootmen 't endlyck, en de Goddelycke EchtGa naar voetnoot279
280[regelnummer]
Heeft beyd haer lichamen een-sieligh t'saem gehecht.Ga naar voetnoot280
Doen ging 't Trompetten aen, doen kloncken de Schalmeijen,Ga naar voetnoot281
Doen saghmen op de Zael een groote vreughd bereijen,Ga naar voetnoot282
Cupido die vertrock, ick volghden hem bekansGa naar voetnoot283
Tot op de Vorst van 't huys, tot inde cop'ren krans:Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Daer sagh ick op de Zee dwars door de blauwe baren
Een treffelyck groot schip van verre komen varen.
Ick vraeghden 't vlugge wicht, de stoock-brand vande min,Ga naar voetnoot287
Wat heerlyck schip is dat, en wie is doch daer in?
't Is (seyd Cupido weer) den wel-geboren Heere
290[regelnummer]
Van Ameland, die doet d'Heer Rengers aen de eere,
Dat hy zyn lieve Bruydt, zyn dochter voeren laet
Na Groningen, en haer verheerlyckt met zyn staet,Ga naar voetnoot292
Alwaer hy haer met lust bly-geestigh sal ontfangen.Ga naar voetnoot293
't Schip quam vast bruyssend aen, ô Goon wat ging het gangen!Ga naar voetnoot294
| |
[pagina 218]
| |
295[regelnummer]
Het dansten staegh van vreughd, als of het seggen wou,
Hier heb ick in myn roef de alderschoonste Vrou
Dien oyt Natura schiep, de trotsche zeylen swollen
Hovaerdigh, doen de wind de wimpels uyt de' rollen,Ga naar voetnoot298
Tot teycken van zyn pracht, om dat door zyn behulpGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
De Nimphe vorder quam, Neptun zat op een SchulpGa naar voetnoot300
Met zyn dry-tande Vorck, en Triton blies den horenGa naar voetnoot301
So krachtigh, dat ick het kon hooren op den Toren,
't Was vreemd wat Tethys en wat Amphitrite de'e
Met haer gespelen in de sporelose Zee,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
[140] Hoe soet sy lobberden, hand-backten, speelden, songen,Ga naar voetnoot305
De baren selfs om 't Schip van groote blydschap sprongen,Ga naar voetnoot306
Om dat sy op haer rugh de Phoenix van dit land,
Die beyd in le'en en ze'en de kroon van Vriesland spandGa naar voetnoot308
Geluckigh voerden med', ia 't scheen wanneer sy scheydenGa naar voetnoot309
310[regelnummer]
Aen 't druypen van het schip, dat sy weemoedigh schreyden,
Om dat sy tegen danck verlaten mosten haer,Ga naar voetnoot311
Wiens tweed' in haer gebied nau meer te vinden waer.Ga naar voetnoot312
Dus rolden 't Schip vast voort dwars door de soute stromen,
Tot dat het by 't Reydiep ten laetsten is gekomen.Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Daer sat Pausylupe en d'oude Nereus weer,
Met Doris, Phocis en veel stroom-Goddinnen meer,
Te wachten op haer komst die haer met vreughd ontfongen,Ga naar voetnoot317
En dit bly-geestigh Liedt tot haerder eeren songen:
| |
[O Nymph seer hoogh van waerd]aant.
L'Avognone. Fol. 26.
1.
O Nymph seer hoogh van waerd,Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Wiens schoonheyd en deughd een pronck is vander aerd.Ga naar voetnoot320
Weest wellekoom, op onsen stroom,
Die ghy beseyld, bevryd van schroom.
| |
[pagina 219]
| |
De Goden, die noden u ieughdGa naar voetnoot323
Tot vreughd, vermidts u deughdGa naar voetnoot324
325[regelnummer]
U soo verrijckt, en heerlijck blijckt,Ga naar voetnoot325
Dat ghy Areta gantsch gelijckt.
2.
U blyde Bruydegom
Verwacht u, dien ghy sult syn soo wellekom,
[141] Als in 't begin, Tethijs Goddin
330[regelnummer]
Ons swager Peleus was door min.Ga naar voetnoot330
Syn oogen, die poogen allienGa naar voetnoot331
Te sien, u (schoone) in wien
Syns levens lust, volkomen rust:Ga naar voetnoot333
Wiens hette u komst door liefde blust.Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Dus singende verdween de Zee-triumph op 't laestGa naar voetnoot335
Geheel uyt myn gesicht, maer dat my meest verbaestGa naar voetnoot336
Gemaeckt heeft, was, dat strax versonck den grooten Toren,
En ick vond my weerom iuyst daer ick was te voren,Ga naar voetnoot338
Cupido, 't blinde wicht, was voor St. felten heen,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
En ick stond suyvertjes te kycken daer alleen.Ga naar voetnoot340
Wel dan, gewenschte Paer, dewyl dit als in 't dromenGa naar voetnoot341
My voor de oogen en ten ooren is gekomen,
En u gewenschte Echt door wel-beleyde minGa naar voetnoot343
Begangen is naer u, en uwer vrienden sin:Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Wensch ick dat d' Opper-Heer, die alle aerdsche saken
Naer synen wensch bestierd, u levens loop wil makenGa naar voetnoot346
So vreughdigh, vol geluck, voorspoedigh en beroemt:
Dat ghy u selven selfs altyd geluckigh noemd.
Dat geenderleye ramp, noch nyd van d'een of d'anderGa naar voetnoot349
350[regelnummer]
U liefden oyt in haet, noch vreughd in rou verander.
Dit gun u d'hooge God die al ons doent beleyd,Ga naar voetnoot351
En naer uws levens eynd de ware saligheyd.Ga naar voetnoot352
|
|