Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
InleidingZoals de chronologische literatuurlijst bewijst, is er voor en na nogal wat over Starter geschreven. Starter was niet een man om naar ‘een stil en gerust leven’ te streven. En toch weten we, vooral wat zijn leven betreft, als het op details aankomt, veel te weinig van hem. Wij hebben geen zekerheid in welk jaar hij geboren is (1593? 1594?) noch omtrent de plaats van zijn geboorte (Londen? Amsterdam?). Dat hij van Engelse afstamming is, staat wel vast, maar niet tot welke geestelijke kring zijn ouders behoorden; tegenover de opvatting, dat ze zouden hebben behoord tot de Brownisten, een secte van Puriteinse Calvinisten, die zich niet met de Anglicaanse Staatskerk konden verenigen, heeft Buitendijk aannemelijk gemaakt, dat we ze moeten zoeken in een groep, die uit zakelijke overwegingen naar hier kwamen en hier liberaler werden dan ze in Engeland geweest zouden zijn. Starter en zijn twee broers trouwen alle drie in de Nederlandse Hervormde Kerk. Dit wijst op assimilatie. Die assimilatie vinden we ook in de persoon en het werk van de dichter Starter, want Starter moge (zoals Bachrach nog eens heeft aangetoond) een niet te verwaarlozen bemiddelende rol gespeeld hebben in de Anglo-Nederlandse relaties in de Nederlandse en Friese cultuurgeschiedenis, hij is toch wel bij uitstek een Nederlands auteur, die de taal van zijn nieuwe vaderland hanteert alsof het zijn moedertaal was. Starter heeft ongetwijfeld een goede opleiding genoten, maar bij wie, in welke school? Uit de analyse van een vroeg nieuwjaarslied, niet in de Friese Lusthof opgenomen, heeft Buitendijk geconcludeerd, dat Starter afkeer blijkt te hebben van godsdiensttwisten en schijnheiligheid, dat hij een oprechte vroomheid laat zien en misschien de invloed van de gereformeerde verkiezingsleer heeft ondergaan. Uit een later nieuwjaarslied, wel in de Lusthof opgenomen, zou dan een evolutie blijken: de vroom-opgevoede Starter zou door het leven van artist-bohémien gekomen zijn tot een vroomheid, die niet veel meer is dan een concessie aan de wereld. Hij is fel als patriot, Oranjeklant, Anti-Spaans, anti-Rooms, maar koel wat de godsdienst betreft. In elk geval is het duidelijk, dat Starter zich al jong een zekere plaats verworven heeft in de Amsterdamse literaire wereld. Ook zijn werkzaamheid als uitgever is daar begonnen: uit de jaren 1611 en 1613 zijn in totaal 9 | |
[pagina 10]
| |
uitgaven bekend, die zijn naam of mee zijn naam dragen (de beide boeken uit 1612 heeft hij met W.J. Blaeu uitgegeven). In mei 1614 vestigt Starter zich als boekverkoper in Leeuwarden; in de beide volgende jaren is hij ook als uitgever werkzaam (per jaar 5 uitgaven). Nog in augustus 1614 huwt hij de in Leeuwarden geboren Nieske Hendricx dr. Harderwijck. Waarom hij naar Leeuwarden ging, zal wel nooit helemaal uitgemaakt kunnen worden. Kende hij Nieske al? Trok de overeenkomst tussen de Engelse en de Friese volksaard hem? Wist hij van het Leeuwarder muziekleven? Had zijn artistieke vriend P. Feddes uit Harlingen hem op dit spoor gezet? Vermoedde hij in Leeuwarden minder concurrentie te zullen vinden? Hoe dan ook, hij vond in Friesland ongetwijfeld een milieu van adel en gezeten burgerij, vatbaar voor de Engels-georiënteerde literaire cultuur van lied, zang en spel; hij moet al spoedig een leidende rol hebben gespeeld. In deze jaren moet zijn literaire aanleg onder deze impuls tot ontwikkeling zijn gekomen; waarschijnlijk heeft hij zelfs teveel tijd aan de Muze geöfferd om daarnaast zijn zaken behoorlijk te kunnen behartigen. Hij mag ook te veel als grand seigneur hebben geleefd. In elk geval zit hij in 1616 al dik in de moeilijkheden. Hij kan zijn schulden niet betalen en verliest processen daarover. Dat zal wel mee er toe geleid hebben, dat hij brooddichter wordt; het eerste bruiloftsgedicht, waarvan wij weten, werd geschreven op een huwelijk dat 3 july 1616 voltrokken werd - weldra was Starter de erkende ‘bruilofthymen’. De volgende jaren moeten roerig geweest zijn. Niet alleen vanwege de bruiloften, waarvoor hij zijn gedichten moest leveren, niet alleen om de processen over schulden en burenruzies, waarin hij gewikkeld wordt en waarbij hij zich een onbeheerst en wraakzuchtig iemand toont. Die geprikkeldheid kon wel eens verband houden met succes en tegenslag op literair gebied: in 1617 werd, ongetwijfeld met krachtige medewerking van Starter, de rederijkerskamer ‘Och mocht het rysen’ opgericht, het waren Starters stukken die daar werden opgevoerd (1618 ‘Timbre de Cordone’ en ‘Daraide’), maar de bemoeiing van kerkelijke kant leidde er toe, dat 9 januari 1619 Gedeputeerde Staten ‘Jan Starter cum socijs’ het gebruik van ‘sLands-Tuchthuijs’ ontzeggen; begin november van dat jaar verkoopt hij de toneelbenodigdheden en de stukken aan Samuel Coster in Amsterdam. De glorie duurde dus maar kort. Hij levert dan opnieuw een aantal bruiloftsdichten en wordt 22 juni 1620 als juridisch student in Franeker ingeschreven. Ook deze verandering is niet helemaal duidelijk. Werd de grond hem in Leeuwarden te warm onder de voeten? Hij hád connecties in Franeker, is hij op advies van een goede vriend (Hector Bouricius, juist in die tijd professor in het recht geworden) werkelijk | |
[pagina 11]
| |
van plan geweest, zich aan die studie te wijden en de lier aan de wilgen t hangen? Dit zou men uit het bruiloftsdicht op E.C. Eland haast opmaken. Maar gecombineerd dan met de uitgeverij. Hoe dan ook, er is niet van gekomen. Starter moet ook nog al eens op reis zijn geweest. Ook in Franeker maakt hij schulden o.a. voor een behoorlijke hoeveelheid bier en brandewijn; in november 1622 wordt er boelgoed gehouden. De ‘Daraide’ mag in Amsterdam worden opgevoerd (25 februari 1621), de uitgave van de Friese Lusthof mag een groot succes worden (eerste druk 1621), dit alles neemt niet weg, dat Starter in die Franeker tijd steeds meer een brooddichter wordt, die met het ‘presenteren’ van zijn gelegenheidsverzen (o.a. op Willem Lodewijk) zich een bestaan tracht te verschaffen en daarbij veel buiten zijn woonplaats vertoeft. In augustus 1622 verplichten 21 Amsterdamse kooplieden zich ‘om den persoon van Jan Jansen Starter alhyer te houden’ hem wekelijks ƒ12,- te betalen, waarvoor zij dan ‘acces’ krijgen tot alles wat hij schrijft of geschreven heeft; hij moet afschrijven wat zij wensen voor 3 stuivers de bladzijde en nieuw werk leveren ‘tot een billicke pryse’ (een liedje ƒ2,-, een bruiloftsgedicht ƒ6,-, ‘andere rymeryen naer advenant’). Dan is de afstand tot historieschrijver en courantier ook niet zo groot meer. Met zijn broer gaat hij mee in het leger van de graaf van Mansfelt, die door Duitsland, Moravië en Hongarije naar Bosnië trekt; Mansfelt vond op 30 november 1626 de dood, Starter was reeds in september van dat jaar overleden. Niet zonder reden meende ik in 1940 te mogen schrijven: ‘Een snelle opkomst, een korte periode van helle schittering, een diepe val. Londen, Amsterdam, Leeuwarden, Franeker, leurend door Nederland, op mars door Duitsland. Kind van emigranten, boekhandelaar-uitgever, gevierd dichter, regisseur, student, venter met eigen gelegenheidswerk, historieschrijver-fourageur. Als de snel-wisselende beelden van een boeiende film schieten de momenten uit dit avontuurlijk schrijversleven aan ons oog voorbij’.
Deze uitgave beoogt de eerste editie van de ‘Friesche Lust-hof’ van 1621 compleet weer te geven, met uitzondering dan van de lofdichten op Starter, die, hoe typerend ook op zichzelf, naar onze mening hier gemist konden worden. Ik heb het exemplaar van de Stedelijke Bibliotheek te Leeuwarden ten grondslag gelegd; de titelprent en het portret van Starter, die daarin ontbreken, werden uit het exemplaar van de Groninger Universiteitsbibliotheek overgenomen (dat bovendien nog een vers op het portret van Starter en een lijst van begunstigers bevat, die hier werden weggelaten, omdat deze bladzijden ingelast zijn en niet in de andere exemplaren van de druk voorkomen). De uitgave is een quarto-editie in oblong, met signaturen op het eerste, tweede en derde blad van elk katern, lopende van A tot en met | |
[pagina 12]
| |
XGa naar voetnoot1. Het voorwerk heeft een afzonderlijke signaturenreeks (*4, *4, **4, ***2), waarvan de herhaling van de eerste signatuur één van de vrij talrijke eigenaardigheden is van deze editie die een nogal gecompliceerde druk-geschiedenis heeft gehadGa naar voetnoot2. De paginering loopt van 1 tot en met 178, waarbij echter na 152 abusievelijk is verder gegaan met 163 enz. Uit de signaturen en de custoden blijkt dat er geen sprake is van een omissie. De Boertigheden hebben een eigen Franse titel en geen paginering maar wel letteraanduiding. Dit deel staat dus enigszins los van de rest en men zou kunnen denken, dat ze oorspronkelijk niet bij de Lusthof behoorden. Daartegen pleit echter, dat het Register zowel op de Lusthof als op de Boertigheden betrekking heeft, al moet worden opgemerkt, dat dit register alleen in de b-serie voorkomt (Kleerkooper, Bibliographie bl. 30) en waar het in de a-exemplaren verschijnt (in het Leeuwarder) daar duidelijk is ingevoegd (met Starters vers ‘Tot den goedgvnstigen Leser’). Het nauw verbonden zijn van Boertigheden en Lusthof blijkt misschien nog meer uit de verwijzing, in het ‘Kluchtigh t'samen-Gesang’ (B3), bij een melodie, naar een pagina uit de Lusthof. Aan deze eerste druk van de ‘Friesche Lust-hof’ was voorafgegaan ‘I.I. Starters / Lust-hoofken / verciert met vele / Liedekens, Bruijlofts / dichten ende copere / platen / T'Vtrecht, / Bij Jan Amelissoon, / in het vergulde A B C (1621)’. Starter heeft zich in zijn ‘Friesche Lust-hof’ zeer verontwaardigd uitgelaten, dat het ‘Lust-hoofken’ (‘snooden voddery’) verschenen was, hoewel de verzamelaar beloofd had van zijn voornemen af te zien. Het ‘Lust-hoofken’ bevat aan de ene kant enkele verzen, die niet in de Lusthof voorkomen, maar mist veel meer daar uit. Daarom besloot ik tot uitgave van de Lusthof, hoewel een herdruk van het Lusthoofken zeker gemotiveerd zou kunnen worden, al was het maar omdat daarin de oudste lezingen van de opgenomen verzen worden weergegeven.
Ik heb die eerste druk zo veel mogelijk gevolgd, tot in de interpunctie, met één uitzondering: de staande streepjes heb ik door komma's vervangen. Slechts de volgende onmiskenbare zetfouten werden verbeterd: bl. 60, r. 37 ‘sy’ tot ‘hij’; bl. 74, r. 13 ‘de’ tot ‘te’; bl. 76, r. 11 ‘een’ tot ‘en’; bl. 85, r. 22 ‘al mijn’ tot ‘mijn al’; bl. 100, r. 65 ‘in praten’ tot ‘in 't praten’; bl. 105, r. 113 ‘voordel’ tot ‘voordeel’; bl. 112, r. 23 ‘de’ tot ‘te’; bl. 120, r. 60 ‘opgheleyd’ tot ‘op gheleyd’; bl. 128, r. 42 en 50 ‘Hanckama’ tot ‘Hauckama’; bl. 128, r. 49 ‘Ccharl’ tot ‘Scharl’; bl. 130 | |
[pagina 13]
| |
r. 111 ‘yet’ tot ‘nyet’; bl. 139, r. 12 ‘blast’ tot ‘blaest’; bl. 141, r. 13 ‘my’ tot ‘myn’; bl. 144, r. 18 ‘wetenschapen’ tot ‘wetenschappen’; bl. 163, r. 51 ‘streeckt’ tot ‘streeck’; bl. 191, r. 33 ‘zeyl-steyn’ tot ‘zeyl-steen’; bl. 191, r. 42 ‘deughs’ tot ‘deughds’; bl. 202, r. 21 ‘preeckt’ tot ‘spreeckt’; bl. 206, r. 34 ‘paden’ tot ‘baden’; bl. 229, r. 272 ‘het’ tot ‘her’; bl. 257, r. 29 ‘huwen’ tot ‘duwen’. De paginering van de eerste editie vindt men bij de cijfers tussen [ ]. Met de, beknopt gehouden, woordverklaringen ben ik, dat ben ik mij bewust, allerminst zuinig geweest; herhaling, behalve dan in hetzelfde gedicht, heb ik niet vermeden. Ik deed dit ten behoeve van de lezer, die dikwijls niet de hele Lusthof zal lezen, maar hier en daar een greep doet en dan, hoop ik, vindt wat hij nodig heeft. Tenslotte rest mij de aangename plicht, mijn dank te betuigen aan het personeel van de Provinciale Bibliotheek, maar vooral aan de heren Van Lennep en Dolk van de Stedelijke Bibliotheek te Leeuwarden, die mij niet alleen genereus hun Lusthof leenden, maar mij ook geriefden met gegevens over de personen, voor wie Starter zijn bruiloftsliederen schreef.
J.H. Brouwer |