Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
[81] [Vrou-voedster van myn jeugd]aant.Stemme: I have a love so fair, so Constant firme and kinde.
1.
Vrou-voedster van myn jeugd,Ga naar voetnoot1
Meesterse van myn sinnen,Ga naar voetnoot2
mijn hoop, mijn troost, mijn vreugd,
mijn suyvere Goddinne,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
mijn licht, mijn heyl, mijn rust,
Schatkist van mijn gedachten,
spring-ader van mijn lust,Ga naar voetnoot7
Reviere van mijn klachten,
Siet (bid ick) hoe, ick ben te moe,
10[regelnummer]
Siet hoe ick quyn, deur druck en pyn,Ga naar voetnoot10
End dat om dy, ach lief lost my int ende,Ga naar voetnoot11
Doch eens uyt dees ellende.Ga naar voetnoot12
2.
[82] O oorsaeck van mijn min!
Hoe laet ghy my dus klaghen?
15[regelnummer]
Ick hoop niet dat ghy in
Mijn lyen hebt behaghen.Ga naar voetnoot16
Siet hoe ghewilligh datGa naar voetnoot17
Ick ben om u te dienen,
Ach! wilt my daer voor, wat
20[regelnummer]
Doch van u gonst verlienen.Ga naar voetnoot20
Noyt Minnaer heeft, den dagh beleefd,Ga naar voetnoot21
Die zijn Goddin, met sulcken min,
Stantvastigheyd, en trouwigheyd beminde
Als ghy my lief sult vinde.Ga naar voetnoot24
| |
[pagina 125]
| |
3.
25[regelnummer]
Sult ghy (o! al mijn vreughd,
O glory der Goddinnen)Ga naar voetnoot26
U overschoone jeughd
Dus slyten sonder minnen?Ga naar voetnoot28
Denckt by u selfs met gonstGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Dat dese brave ledenGa naar voetnoot30
Die uyt de hooghste konst
Natuer dus heeft besneden
De snelle tijd, die niemand mijd
Deur d'ouderdom sal maecken krom
35[regelnummer]
En ghy sult dan, het bloeyen van u jeughdeGa naar voetnoot35
Quijt wesen sonder vreughde.
4.
Jupijn was noyt soo seerGa naar voetnoot37
Verhit in snoeperijen,
Of ick ben noch veel meer
40[regelnummer]
Verhit in 't eerbaer vryen.Ga naar voetnoot40
Noyt Hercules oock meGa naar voetnoot41
Heeft soo gebrand in 't minnen
Om synen Omphale
Doen sy hem leerde spinnen:Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Als ick om u, ach! weest niet schuGa naar voetnoot45
Maer mind my weer, want niet ick meer
Begeer tot loon, van u (mijn schoon Goddinne)
Als min voor weder-minne.
5.
En soo ghy my die gonstGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
(Mijn Engel) wilt verlienenGa naar voetnoot50
Ick sal met alle konstGa naar voetnoot51
U al mijn leven dienen,
| |
[pagina 126]
| |
Ghy sult o schoone Maeghd
Dan sien u blijdste daghen
55[regelnummer]
Want al wat u behaeghd
Lief dat sal my behaghen
Wat u verheughd, sal zijn mijn vreughd
En soo daer yet, Goddin geschiedGa naar voetnoot58
Waer over ghy, in 't minste my meugt klagen
60[regelnummer]
Dat sal mijn ziel mishaghen.
Cupido.
Dat lied is braef ghemaeckt, kom ick vliegh daed'lijck heen.Ga naar voetnoot181
't Was niet soo haest gheseyd of d'Edelman verdween,Ga naar voetnoot182
En 't Wicht dat vloogh om hoogh daer flucx de stercke deurenGa naar voetnoot183
Van 't heerelijck gebou begonden op te scheuren,Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
En maeckten plaets voor hem, daer sagh ick treflijck staen
Een overschoone vrou, die hy aldus sprack aen:
|
|