Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
[83] Cupidinis Aenspraeck tot Helena.Goddinne van u tijd, ten rechten waerd genoemd,Ga naar voetnoot1.
De grootste hovaerdy daer sich Natuer op roemd.Ga naar voetnoot2
Wtmuntende Princes, cieraed van dese landen,
Ghy die des Minnaers hert gelijck een vyer doet branden.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
O over brave vrou! dien d'Hemel heeft vereerd,Ga naar voetnoot5
Met alles wat oyt mensch heeft van de Go'on begeerd,Ga naar voetnoot6
Ick wensch u veel ghelux, ick die elck weet te wonden
Com hier aen u (o Son, de schoonheyd selfs) ghesondenGa naar voetnoot8
Van een die u so seer, soo dapper heeft besintGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat hy u gunste meer als al de Werelt bemintGa naar voetnoot10
Een moedich, edel spruyt, so braef gestelt van leden,Ga naar voetnoot11
Dat Venus selfs haer min sou graegh aen hem besteden,Ga naar voetnoot12
Wat 's lichaems schoonheyd roerd, te boven gaende wijtGa naar voetnoot13
Narcissum, Paridem, ia yemand van sijn tijdt,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
In moedigheyd gelijck den grooten AlexanderGa naar voetnoot15
In wijsheyd en in deughd, Vlissem of een ander,
Had Venus de Goddin u Minnaer oyt gesien,
Ach! hoe gewilligh soud' sy hem haer minne bien,Ga naar voetnoot18
Ick heb wel eer ghekend mijn 's Moeders lief Adonas
20[regelnummer]
Maer 'k sweer u by mijn throon dat hy niet half so schoon was.
Waer op de Juf-vrouw weer, wat is het voor een Man,
Die u so seer behaeght? hoe roemt ghy daer so van?Ga naar voetnoot22
De gheen daer ick van spreeck, en u dus raed' te minnenGa naar voetnoot23
Is Fred'rick Inthiema (sprack hy) vol kloecke sinnen,Ga naar voetnoot24
| |
[pagina 128]
| |
25[regelnummer]
Ghesproten uyt den Stam die voortijds inde StadtGa naar voetnoot25
Van Workum haer ghebiedt op 't hoochste heeft ghehadt,Ga naar voetnoot26
Wiens over groot-Vader Tiberius den ouwen
Ghenaemt, met grooter eer, deed' binnen Workum bouwenGa naar voetnoot28
Een over-sterck Casteel van dof-steen op end' opGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Met klaer gegoten kalck gevult tot op den top,Ga naar voetnoot30
Waer van de mueren (so de Schryvers ons verklaren)
Wel ruym een vadem dick aen alle kanten waren,
Een treffelijck gebou, so hoogh, so sterck gewrocht,Ga naar voetnoot33
Datmen de gantsche Stadt, daer licht door dwinghen mocht,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Een slot waer van men veel gewelds mocht sien geschieden,Ga naar voetnoot35
En om sijn heerschappy gevreest van alle lieden,Ga naar voetnoot36
't Welck om sijn groote kracht so dapper was befaemt,
Dat het van yeder wert Inthiema dwangh ghenaemt:
Voorwaer een grooten roem daer veel aen is ghelegen.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Nu is hy insgelijcks van sijn groot-Moeders wegen
Ghesproten uyt den Stam en 't over Edel huys
Van Hauckama het welck wel eer het wreet gespuys
Den dollen swarten hoop, dat Friesland so quam plagen,
Heeft met ghewapend' handt gans inde vlucht geslagen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En so 't verwoesten van hun Vader-landt beledt,
Ja tot haer groote nut van dese Pest gered,Ga naar voetnoot46
Die segh ick een Casteel van overgroote krachtenGa naar voetnoot47
Met ys're deuren, en voorsien met diepe grachten,
In Scharl bewoonden 't welck door Friesland was befaemt,
50[regelnummer]
En van een yeder Hauckanama wierd ghenaemt.
Nu dit en acht ick niet: want rechte EdeldommenGa naar voetnoot51
En sijn die ghene niet die van hun ouders kommen,
Maer dat sijn Edel-lien: en eeren hun geslachtGa naar voetnoot53
Die daden brenghen voort diemen recht Edel acht:Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
En niet ghelijck een Boer, staech blyven t'huys te legghen,Ga naar voetnoot55
Maer maken datmen wijt weet van hun lof te segghen.Ga naar voetnoot56
| |
[pagina 129]
| |
Wat nut doet doch een kaers die men houd inde handt,
Al isse noch soo groot, wanneerse niet en brandt?
Die op sijn Ouders lof en daden hooch wil roemen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Ja sich daerom met pracht heel groot van Adel noemen,Ga naar voetnoot60
En rechten selfs niet uyt, die acht ick niet een beet,Ga naar voetnoot61
't Is of hem d'Esel met des Leeuwen huyt bekleet,Ga naar voetnoot62
Hy schijnt wel vry wat mans maer derft niet schoons bedryvenGa naar voetnoot63
Want 't is een Esel en het moet een Esel blyven.
65[regelnummer]
Maer u, u Minnaer is al van een ander gheestGa naar voetnoot65
En loffelijck gemoet gedreven staech gheweest,Ga naar voetnoot66
Want so men niet en kan bestoppen ware vlammen,Ga naar voetnoot67
So dicht of 't schijnt op 't laest, so gaet het mette stammen.Ga naar voetnoot68
Een rechten Edelman sal door sijn manlijckheyd
70[regelnummer]
Doen blijcken 't geen in sijn gemoet begraven leyd,
De deughd maeckt Edel, en die dan recht na dien sin leeft,Ga naar voetnoot71
Betoont sijn Adel best, want 't vat geeft uyt dat 't in heeft.Ga naar voetnoot72
U Minnaer in sijn jeughd wierd door sijn vaêr van kantGa naar voetnoot73
Om te studeren heen ghestuert naer Engelandt,
75[regelnummer]
Maer 't was niet 't gheen hy socht, daer waren and're gaven
In sijn manhaftigh hart en eel gemoed begraven.
Hy trock (voorwaer ick beef dat ick het schrijf, want hoe?Ga naar voetnoot77
't Was in sijn ted're ieughd) recht naer Oostende toe,Ga naar voetnoot78
Na 't vreesselijck geluyd, en 't ysselijck ghedonder
80[regelnummer]
Van 't brullende gheschut, o wonder boven wonder!
Hy komt eerst van sijn moer, en had noyt krijgh gesien,Ga naar voetnoot81
En komt stracx in het heetst sijn grootste proefstuck bien,Ga naar voetnoot82
Nu in dit wreed' Oostend', al waer men daeghlijcks velden
Soo seer veel Edeldoms en mennich duysent Helden,
85[regelnummer]
In 't blick'ren van 't geweyr, in 't blaeck'ren van het vier,Ga naar voetnoot85
In 't springhen van het Cruyd, in 't dondrich schutsgetier,Ga naar voetnoot86
Daer heeft hy met sijn Broer (na dat ick het bereken)Ga naar voetnoot87
| |
[pagina 130]
| |
De Staten wel ghediend ruym ses-en-dertich weken,
Vrywilligh, sonder dwangh, van dat hy eerst begost:Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Tot dat hy weder[keerd]ende al op sijn eyghen kost,Ga naar voetnoot90
En is daer op het laetst, (niet door de gonst van vrienden,Ga naar voetnoot91
Maer om hun daden wil die het op 't hoochst verdiende,Ga naar voetnoot92
Om haer manhaftigheyd en onvertsaeghd gemoedt,Ga naar voetnoot93
Het welck den Adel op het klaerste blijcken doet)Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
U Minnaer, Vendrich, die den yver daer toe porden,Ga naar voetnoot95
Sijn Broeder oock met een, een Capiteyn gheworden:Ga naar voetnoot96
En keerden, na dat sy daer hadden hooch geplant
Tropheen van hun lof, weer nae haer Vader-landt.
O loffelijcke roem! daer heeft noch ellif iaren
100[regelnummer]
U Dienaer om sijn hooft, het Vaendel laten varen:Ga naar voetnoot100
Maer doen de Trevis quam, en daer gheen krijgh was meer,Ga naar voetnoot101
Doen gingh sijn eel gemoet (begeerig na de eer)Ga naar voetnoot102
Hem naer een ander landt te trecken dapper raden,Ga naar voetnoot103
Om daer oock blijck te doen van zijn manhafte daden,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Want hier sijn ionghe ieughd te slyten in de rust,Ga naar voetnoot105
Was teghen sijn ghemoed, het stryden was sijn lust.
Hy koste niet ghelijck een Trevis Crijchsman leven,Ga naar voetnoot107
Dus heeft hy hem na 't land, daer 't Krijg was, weer begeven,Ga naar voetnoot108
En met Reynold, sijn broer, twee Coningen van macht,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Als Capiteyns gediend, en steeds na eer getracht,Ga naar voetnoot110
Als Duyvels teghens haeren vyant, nyet ontsiende:Ga naar voetnoot111
Als Enghels haer getoond weer teghen alle vrienden.Ga naar voetnoot112
En doe de krygh ge-end, doen d'over-wreede twist,Ga naar voetnoot113
En 't bloedigh oorloogh door de vrede was beslist,
115[regelnummer]
De Princen die zy daer als onvertsaeghde Helden,Ga naar voetnoot115
Beyd' hadden trou gediend te water en te velden,Ga naar voetnoot116
Die hebben haer met schat gantsch rijckelijck beloond,Ga naar voetnoot117
En voor haer trouwe dienst seer groote eer betoond,Ga naar voetnoot118
| |
[pagina 131]
| |
Dus trocken sy naer huys, en lieten daer tot glorie,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Tropheen op gherecht, ten eeuwighen memorie.Ga naar voetnoot120
Sijn Broeders alle drie, daer hy de vierd van is
Die hebben haer ghetoond so loffelijck ghewis,Ga naar voetnoot122
Datmen recht segghen mach, en niemands lof vermind'renGa naar voetnoot123
So men 't Ros-Beyart had, hier hadmen vier Heems-kind'ren.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
En sulcken Minnaer trou, Goddin, behoort ghy dieGa naar voetnoot125
Te laten so vergaen ghelijck ick blijcklijck sie?Ga naar voetnoot126
Kan in een schoon gelaet so groote wreetheyt woonen
Gelijck ghy dagh op dagh schijnd tegens hem te toonen?Ga naar voetnoot128
Hem, segh ick, wiens gedaent de kuyssche iacht Goddin,
130[regelnummer]
Ick late Venus staen sou dwingen tot sijn min?Ga naar voetnoot130
En die hem heeft altijt getoont ter goeder trouwen,
Een Hector inde strijd, een Paris by de Vrouwen?
Neemt daer, neemt daer een pijl geschoten in u borst,Ga naar voetnoot133
En 'k wouw dat ghy hem nu eens wederstreven dorst,
135[regelnummer]
Ick wed ghy soud seer haest vernemen dat het sotheydGa naar voetnoot135
Waer, voor een sterflijck Mensch te streven tegen Godtheyd.
Wech was de Juffrou voort, wech was 't gebou, en hyGa naar voetnoot137
(Te weten Cupido) quam wederom by my,
Seggende: Starter, hou, wat suft ghy daer beneden?Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
't Was Fred'rick Inthiema dien ghy hier eerst saeght treden,
De Vrouw dien ghy om hoogh saeght sitten inde glans
Dat was de schoone Son Helena Husemans.
Dees twee sullen voortaen als man en wijf verkeeren:Ga naar voetnoot143
Dus dicht haer inder yl een Bruylofts Lied ter eeren,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Een Bruylofts Lied daer in ghy niet met al vergeet,Ga naar voetnoot145
Van 't geen ghy hebt gesien, en wat ghy wyder weet,Ga naar voetnoot146
Laet ick u med begaen, ghy hoeft daer toe gheen tolcke.Ga naar voetnoot147
Mits was Cupido wech, en mits verdween de wolcke,Ga naar voetnoot148
Ick gaf my voort na huys, nam pen, inckt en papier,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
En schreef daer op het geen ghy hebt gelesen hier.
| |
[pagina 132]
| |
Wel dan, gewenste paer, dien d'Hemel heeft gesegendGa naar voetnoot151
Met alles wat oyt Mensch op aerden is bejegend,Ga naar voetnoot152
Met schoonheyd, deuchden, roem, o eer van u geslacht!
Ter goeder uyr heeft Godt u beyden t'saem gebracht.
155[regelnummer]
Ick wensch u dat ghy moocht so veel ghelucks bekomenGa naar voetnoot155
Als sanden sijn in Zee, en bladen op de Bomen,Ga naar voetnoot156
[84] Ick wensch u dat de vreughd daer ghy nu in begind,Ga naar voetnoot157
Mach duren tot de dood u leven overwind.
En dat ghy, als een Pest, sluyt buyten uwe deuren
160[regelnummer]
Quae tongen, die altyd doen ware Lieve treuren.Ga naar voetnoot160
Nu Muse stil, houd op, de lieffelycke Bruyt
Die wachter nae dat ick het met de geck besluyt.Ga naar voetnoot162
Iae wel Vrou Bruydt, ia wel, ick ben niet heel bedrogen,Ga naar voetnoot163
Ick sie het aen u neus, ick sie het aen u oogen
165[regelnummer]
Ick sie 't aen u gelonck, en alle u gedaent,Ga naar voetnoot165
Dat ghy my tot het end van myn Gedicht vermaend.Ga naar voetnoot166
Ick ben (dus weet ick wel hoe dat een Vrou te moed is)Ga naar voetnoot167
Geboren in een Helm, ick sie meer als my goed is.Ga naar voetnoot168
Het veynsen is vergeefs, ick kan 't seer wel verstaen,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
't Is voor den kreupelen seer quaed om manck te gaen,Ga naar voetnoot170
Ghy wild nu oock (hoe wel u edel Hart vol vier is)Ga naar voetnoot171
Quansuys wat stemmigh sien, om dat het de manier is.Ga naar voetnoot172
Wat? 'k hoop niet, dat ghy zyt voor dese stryd vervaert,Ga naar voetnoot173
U Vaer was een soldaet, en die u heeft gebaerd,
175[regelnummer]
Een Dochter van een Heldt, so dat ick na 't vermoen gisGa naar voetnoot175
Dat ghy te meer wel weet hoe 't inde krygh te doen is.Ga naar voetnoot176
Nu Jufferkens wel aen, gaet met de Bruydt doch voort,Ga naar voetnoot177
En neemtse hier van daen, en brengtse daer sy hoord.Ga naar voetnoot178
De Bruydgom mist de Bruydt, nu wil hy van ons scheyden,
180[regelnummer]
Wel moedigh Held, wy sullen u by haer geleyden,Ga naar voetnoot180
Gaet heen, gaet bluscht nu uyt het branden van u toorts,
| |
[pagina 133]
| |
Gaet sweet nu vrylijck uyt u sonderlinghe koorts,Ga naar voetnoot182
En als ghy in u vreughd lecht, denckt in u gedachten,Ga naar voetnoot183
O lieffelijcke Lam! dits voor mijn langhe wachten.
185[regelnummer]
Nu Jufferkens wel aen, geeft haer den laetsten soen,
Het ghene dat ghy laet dat sal de Bruyd'gom doen,Ga naar voetnoot186
En schickt u daer wat na, soo veer ghy wel wilt varen,Ga naar voetnoot187
Dat dese Bruyloft mach een ander Bruyloft baren.Ga naar voetnoot188
|
|