Friesche lusthof
(1966-1967)–Jan Jansz. Starter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
[29] [Overschoone vrou, cieraed van onse tijd]aant.Stemme: Nu leef ick in 't verdriet, in swaer doleur en pijn.
1.
Overschoone vrou, cieraed van onse tijd,
Ick sweer u by mijn trou, dat ghy alleenigh zijtGa naar voetnoot2
De roem van onse stad, al Frieslands hoovaerdy,Ga naar voetnoot3
Vercierd, vercierd, vercierd, met alle bravery.Ga naar voetnoot4
2.
5[regelnummer]
Ick wed, had Paris oyt u schoonheyds glans gesienGa naar voetnoot5
Hy had den appel noyt vrou Venus willen bie'en,
Want hy u o Princes, recht edele Juffrou,Ga naar voetnoot7
Alleen, alleen, alleen, den appel schencken sou.
3.
U blond gekruyfde hayr, u voorhooft hoog en wit,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
U ooghjens die voorwaer veel bruynder syn als git,Ga naar voetnoot10
U lipjens als Corael die hadden inder yl
Sijn hert, zijn hert, zijn hert, deurwond ghelijck een pijl.
4.
U wesen dat altoos, op 't braefst is ghemanierd,Ga naar voetnoot13
U wangen als een roos, met doppetjens vercierd,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
U tandjens wit en kleyn, en u gekloofde kin,Ga naar voetnoot15
Had hem, had hem, had hem, gedwongen tot u min.
| |
[pagina 55]
| |
5.
Ach! u albast'ren hals 't welck u recht prinse 't hooftGa naar voetnoot17
Soo loflijck voerd in als had hem terstond verdoofd,Ga naar voetnoot18
U welgestelde le'en, u Goddelijck ghelaet,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Doorwond, doorwond, doorwond, de mannen metter daed.Ga naar voetnoot20
6.
O lieffelijcke vrou, meestersse van mijn hert,Ga naar voetnoot21
Ick brand en ick verkou, o overgroote smert,Ga naar voetnoot22
Als ick alleen gedenck aen uwe schoonheyds glans
Dien ick, dien ick, dien ick begeven moet althans.Ga naar voetnoot24
7.
25[regelnummer]
Noyt trouwer minnaer heeft een schoone vrou bemind,
Als die u nu begeeft, mits hy geen troost en vind,Ga naar voetnoot26
Ach lieffelijcke lief, ick min u als een man,
Maer ach, maer ach, maer ach, daer helpt geen minnen an.
8.
U ouders, die de min en soete vrijery
30[regelnummer]
Geheel is uyt den sin, ach die misgunnen my,
De liefde dien ick graegh van u verwerven sou
Dien ick, dien ick, dien ick, gewenst had tot mijn vrou.Ga naar voetnoot32
9.
Dan wijl sich het geluk my dus wangunstig toondGa naar voetnoot33
En dus my[n] min met druck, in plaets van blydschap loond,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Soo segh ick u Princes met tranen en geklag,
Adieu, adieu, adieu, alst doch niet wesen magh.Ga naar voetnoot36
| |
[pagina 56]
| |
10.
Adieu mijn lieve lief, adieu mijn schoone Son,
En wijl ick nu van u verreysen gae, soo konGa naar voetnoot38
Ick wenschen dat den Heer, een Minnaer u toe schick,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Die u, die u, die u, soo troulijck mind als ick.
11.
Die gun my oock met een, dat ick een lief verkies
Van wel gemaeckte le'en, soo schoon als ick verlies,Ga naar voetnoot42
Die gun u soo veel vreughds, als ick verdriets genietGa naar voetnoot43
En dat, en dat, en dat, u nimmer quaed geschied.
|
|