Van Abélard tot Zoroaster. Literaire en historische figuren vanaf de renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1994)–Peter Altena, Léon Stapper, Michel Uyen– Auteursrechtelijk beschermdPeter Schlemihlis de naam van de man zonder schaduw, een schepping van Chamisso. In Peter Schlemihls wundersame Geschichte uit 1814 vertelt hij het verhaal van Schlemihl die een zonderling heerschap ontmoet. Het blijkt de duivel te zijn, die elk gewenst voorwerp - tot rijpaarden toe - uit zijn overjas te voorschijn weet te toveren. Aan Schlemihl biedt hij onder meer ‘Fortunati Wunschhütlein, neu und haltbar wieder restauriert’ (»Fortunatus) aan, maar de jongeman kiest voor een beurs die nimmer leeg raakt. Als tegenprestatie moet hij zijn schaduw inleve- | |
[pagina 211]
| |
ren. Het onvermoede gevolg hiervan is dat hij overal wordt gewantrouwd en tenslotte geheel buiten de gemeenschap komt te staan. Zelfs zijn geliefde Mina verlaat hem voor zijn knecht, die zijn meester het nodige ontstolen blijkt te hebben. Als de duivel een jaar later weer verschijnt, biedt hij Schlemihl aan zijn schaduw terug te geven in ruil voor zijn ziel. Schlemihl weigert. Na de derde ontmoeting gooit de ongelukkige jongeman de geluksbeurs in een diep ravijn. Op een kermis koopt hij een paar oude schoenen die zevenmijlslaarzen blijken te zijn. Hiermee trekt hij door de hele wereld. Hij wijdt zich aan de bestudering van de natuur, en mijdt het gezelschap der mensen.
In Der Mann ohne Schatten uit 1827 van Schiessler verliest de hoofdpersoon zijn schaduw als straf voor zijn hardvochtigheid. Forster laat in 1843 in het verhaal ‘Peter Schlemihls Heimkehr’ zien hoe de ongelukkige Schlemihl dankzij de opofferende liefde van een vrouw zijn schaduw terugkrijgt. Bechstein vertelt in Die Manuskripte Peter Schlemihls uit 1851 hoe de erfgenamen van Schlemihl niet alleen zijn natuurstudie en wetenschappelijk werk overnemen, maar ook onder dezelfde vervloeking gebukt moeten gaan. In het toneelstuk Peter Schlemihl uit 1910 van Wette heeft Schlemihl een eigentijdse uitbeelding gekregen als iemand die zozeer overtuigd is van zijn socialistische idealen dat hij bereid is daarvoor te sterven. De naam Schlemihl is onder meer terug te voeren op het Hebreeuwse woord ‘schlimazl’, dat ‘zonder geluk’ betekent en in de vorm ‘schlemiel’ al vóór de 19e eeuw werd gebruikt als aanduiding voor een goede en onschuldige mens die het slachtoffer wordt van tegenslagen. Volgens Chamisso zelf was ‘Schlemihl’, Hebreeuws voor Gottlieb of Theophil, een naam die in menige legende over duivelspacten was gebruikt en die vervolgens werd gegeven aan een onhandig of ongelukkig iemand. Chamisso verhief met zijn verhaal de term ‘schlemiel’ tot standaard-Twee kopergravures naar George Cruikshank, uit de Duitse uitgave van 1835 van Chamisso's Peter Schlemihls wundersame Geschichte. Voor een Engelse uitgave van 1823-24 had Cruikshank acht gravures vervaardigd, waaruit er voor deze derde Duitse editie zes werden gekozen, naar de smaak van die tijd verfraaid met omlijstingen van Peter Carl Geissler.
| |
[pagina 212]
| |
uitdrukking. Of hij met opzet een joodse term heeft gekozen is onzeker: een modellering van zijn personage naar de »Ahasverus-figuur lijkt echter aannemelijk. Beide figuren ontberen een essentiële voorwaarde voor een geborgen menselijk bestaan. De machteloosheid van Schlemihl is echter prominenter aanwezig dan in het geval van Ahasverus, wiens treurige lot in zekere zin door hemzelf is gewild. Met het woord ‘schlemiel’ is dan ook in de loop van de tijd steeds vaker iemand aangeduid die voor zijn onhandigheid of zelfs louter en alleen voor zijn aanwezigheid wordt gestraft met tegenslag en pech. Hij wekt daarmee ons medelijden en, vaker nog, onze lachlust. In het verhaal Der Schlemihl uit 1838 van Wangenheim en in de klucht Peter Schlemihl uit 1850 van David Kalisch, een van de oprichters van het satirische weekblad Kladderadatsch, worden voornamelijk de komische aspecten van het type van de pechvogel belicht. Klompert toont in 1848 in zijn verhaal Schlemiel een beminnelijk en ontroerend mens, door een reeks van tegenslagen geplaagd. Riedel gebruikte de figuur van Schlemihl echter voor een pamflet tegen een joodse speculant (Peter Schlemihl und sein Sohn, 1839). Een mogelijke interpretatie van Chamisso's tekst is dat de schrijver in de figuur van Peter Schlemihl zijn eigen gevoel van ontheemding heeft willen vastleggen: Chamisso was van geboorte een Fransman, die noodgedwongen in Duitsland moest leven en werken. Van dit motief heeft Mendl in 1864 in Ein jüdischer Peter Schlemihl gebruik gemaakt door het thema van het verlies van geloof en vaderland voorop te stellen. Ook in de roman Der neue Schlemihl uit 1905 van J.G. Meyer is de hoofdpersoon het symbool van de statenloze mens. In het drama Schlemihl uit 1909 van Zinn is de hoofdpersoon een dichter die zijn schaduw, en daarmee zijn ziel, verkoopt door een baan op de nachtredactie van een krant te aanvaarden. De identificatie van Schlemihl met een dichter brengt Heine in de herinnering, die in zijn ‘Hebräische Melodien’ (het derde deel van de gedichtenbundel Roman-zero uit 1851) een - foutieve - etymologische verklaring voor de term gaf. Heine verwees naar het bijbelboek Numeri, waarin de aanvoerder van de stam van Simeon, Selumiël, per ongeluk wordt gedood door een speer die voor een ander was bedoeld. Volgens Heine waren alle dichters afstammelingen van deze allereerste pechvogel. Nauw verwant met het motief van de schaduw is het motief van het spiegelbeeld, dat voor het eerst door Hoffmann is gebruikt in het verhaal ‘Die Geschichte vom verlorenen Spiegelbilde’ uit Die Abenteuer der Sylvesternacht (1815): een demonische dokter en een publieke vrouw leggen zich erop toe de held zijn spiegelbeeld afhandig te maken. Offenbach gebruikte dit motief in 1881 voor zijn opera Les contes d'Hoffmann; dat deed ook de scenarist Ewers voor de film der student von prag uit 1913 van Rye. De laatste maakte in 1915 ook nog een peter schlemihl. In het verhaal ‘Das Schwert und die Schlangen’ uit 1816 van Contessa gaat het spiegelbeeld een eigen leven leiden en overmeestert het zijn origineel. Een vergelijkbare gebeurtenis ligt ten grondslag aan het sprookje Skyggen (De schaduw, 1847) van Hans Christian Andersen: de hoofdpersoon wordt door zijn schaduw voorbijgestreefd en gedood. Van dit sprookje maakten Reinhart 1921 en J. Schwarz 1948 toneelbewerkingen. Gautier toonde in 1833 in het verhaal Onuphrius een labiele jongeman die waanzinnig wordt als hij meent dat hij geen schaduw en geen spiegelbeeld meer heeft. En in het sprookje The Fisherman and his Soul uit 1892 van Wilde doet een visser uit liefde voor een waternimf afstand van zijn schaduw en gaat zo ten onder. Pas in de dood wordt hij met zijn geliefde verenigd en versmelten hart en ziel weer met elkaar. Op deze plaats moet ook Wilde's roman The Picture of Dorian Gray uit 1890 worden genoemd. De hoofdpersoon verkoopt zijn ziel door te arrangeren dat niet hij, maar zijn | |
[pagina 213]
| |
afbeelding ouder wordt: de gevolgen van het decadente en lege bestaan dat Dorian Gray leidt, worden op onbarmhartige wijze zichtbaar in de gruwelijke aftakeling van zijn beeltenis. In het gedicht Anna uit 1838 van Lenau en in een Scandinavische sage uit 1883, opgetekend door Grundtvig, is de hoofdpersoon een vrouw die bereid is haar schaduw te verkopen in ruil voor het behoud van haar schoonheid. Pas nadat de ruil een feit is, blijkt het effect van wat zij gedaan heeft: zij kan geen kinderen meer krijgen. De bekendste bewerking van dit thema is de vertelling van Hofmannsthal die de basis vormde voor het libretto dat hij schreef voor de opera Die Frau ohne Schatten uit 1919 van Richard Strauss. Een koningin uit het geestenrijk daalt naar de aarde af om op zoek te gaan naar een schaduw: die heeft zij nodig om een kind te kunnen krijgen en om haar man van de versteningsdood te redden. De vrouw van een leerlooier is bereid haar schaduw te verkopen. Uit medeleven met de leerlooier Barak, die zo naar kinderen had verlangd, ziet de koningin van haar plan af. Het moederschap is hiervoor haar beloning, en ook Barak krijgt op het eind zijn zo vurig verlangde nakomeling. Twee opera's met de titel Peter Schlemihl werden gecomponeerd door Brunetti-Pisano en de Finse componist Palmgren: geen van beide opera's is echter ooit opgevoerd. In 1955 schreef Ronnefeld balletmuziek bij het verhaal van Chamisso. In de reeds genoemde film (klassiek geworden als een van de eerste griezelfilms) der student von prag van Rye speelt Paul Wegener een jonge student, die zijn spiegelbeeld verkoopt aan een tovenaar. Het spiegelbeeld komt daarop tot leven en dwarsboomt het liefdesleven van de student dusdanig dat de student zichzelf het leven beneemt. Oswald en Nosseck verfilmden het thema respectievelijk in 1915 en 1931. In 1920 maakte Gliese de film der verlorene schatten. Boekillustraties zijn onder meer gemaakt door George Cruikshank 1823-24 en Kirchner (ca. 1915, houtsnedencyclus). De kunstenaar Schrödter vervaardigde in 1836 een viertal gravures bij een uitgave van Chamisso. Voor het overige lijken uitbeeldingen van Schlemihl in de kunst te ontbreken. Ludwig 1920 en 1921; Wisse 1971; Wilpert 1978 |
|