Van Abélard tot Zoroaster. Literaire en historische figuren vanaf de renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1994)–Peter Altena, Léon Stapper, Michel Uyen– Auteursrechtelijk beschermdFortunatusis de hoofdpersoon in een Duits volksboek dat in 1509 in Augsburg werd gedrukt en sindsdien vele vertalingen en bewerkingen in de Europese talen heeft gekend. Het is een van de allereerste uit de burgerij voortgekomen romans, waarin de nieuwe maatschappelijke verhoudingen die zich aan het eind van de middeleeuwen begonnen af te tekenen een centrale rol spelen. Daarnaast zijn er, behalve sprookjesmotieven, sporen van het middeleeuwse mirakelspel en de pelgrimsliteratuur in te herkennen. Het verhaal begint op Cyprus. Fortunatus is de zoon van een burger die zijn vermogen heeft verloren doordat hij er de leefwijze van een aristocraat op nagehouden heeft. Fortunatus treedt dan in dienst van de graaf van Vlaanderen. Wanneer hij de afgunst opwekt van de overige bedienden, die dreigen hem te zullen ontmannen, vlucht hij naar Engeland, waar hij werk vindt bij een Italiaanse koopman. In diens huis wordt een gezant van de koning vermoord, zodat allen tot de galg worden veroordeeld. Fortunatus weet echter naar Frankrijk te ontkomen. Daar ontmoet hij in een bos een ‘junckvraw des glücks’ (vrouwe Fortuna), die hem de keuze geeft uit zes deugden: wijsheid, gezondheid, rijkdom, kracht, schoonheid en een lang leven. De burgerzoon kiest voor het geld en krijgt een geluksbuidel die zich steeds weer met dukaten vult, en nog wel in de valuta van het land van verblijf. Hij heeft echter nauwelijks zijn eerste aankoop gedaan - een extravagantie in | |
[pagina 103]
| |
Titelpagina met houtsnede uit een laat-18e-eeuwse Vlaamse uitgave van Een schoone historie van Fortunatus borze. Op de titelprent is te zien hoe Fortunatus de toverbeurs krijgt aangereikt door Vrouwe Fortuna.
de vorm van een paard - of hij wordt gevangen genomen omdat hij zijn rijkdom niet kan verantwoorden met een adellijke afkomst. Na zijn ontsnapping besluit hij voortaan minder lichtzinnig met het geld om te springen. Na zijn terugkeer naar zijn geboorteplaats Famagusta lukt het hem een bestaan als rijk koopman op te bouwen: hij laat een fraai palazzo bouwen en huwt met Cassandra, de dochter van de koning. Zij krijgen twee zoons, Ampedo en Andolosia. Na twaalf jaar rustig te hebben geleefd onderneemt Fortunatus zijn laatste grote reis, naar Indië ditmaal. Onderweg weet hij in Alexandrië de sultan van Egypte een hoofddeksel te ontfutselen dat de drager naar iedere gewenste plaats kan voeren. Vóór Fortunatus sterft, drukt hij zijn zoons op het hart verstandig gebruik te maken van beurs en hoed, en ze vooral niet te scheiden. In het tweede gedeelte van het boek wordt verhaald hoe beide zoons door onoordeelkundig gebruik van de erfenis alle rijkdom kwijtraken. Ampedo is lui en tevreden met de wonderhoed, die hij niet gebruikt. Zijn broer trekt naar Frankrijk en Engeland, waar de jonge Engelse koningin hem zijn buidel ontsteelt. Weliswaar weet hij met behulp van de hoed weer in het bezit te komen van de beurs, maar in tegenstelling tot zijn vader springt hij er niet voorzichtiger mee om dan voorheen. Hij wordt opnieuw beroofd en tenslotte gedood, waarmee de buidel zijn kracht verliest.
Het volksboek van Fortunatus is bijzonder populair geweest: alleen al in het Duitsland van de 16e eeuw verschenen zo'n achttien edities. Sachs maakte in 1553 een toneelversie van het boek onder de titel Tragedia mit 22 personen, der Fortunatus mit dem wunschseckel, und hat 5 actus, ook wel als Der Fortunat mit Wunschhütlein aangeduid. De oudste bekende Nederlandse uitgave van het volksboek werd in 1610 te Antwerpen gedrukt onder de titel Een nieuwe Historie van Fortunatus borse ende van sijnen wunsch-hoet. Mogelijk is er reeds | |
[pagina 104]
| |
een eerdere uitgave geweest van rond 1560, maar daarvan is geen exemplaar overgeleverd. Enkele dagen voor 1600 werd in het Londense Court Theatre The pleasant Comedie of Old Fortunatus opgevoerd, een drama in vijf bedrijven in verzen en proza van de Engelse toneelschrijver Dekker. Fortunatus is hier een oude bedelaar die in een bos verdwaalt en dan vrouwe Fortuna tegenkomt die hem laat kiezen uit enkele giften. Zijn keus valt ook hier op de rijkdom en met de goedgevulde beurs beleeft hij allerlei avonturen. In Dekkers populaire toneelstuk blijft het grote geluk echter uit en is Fortunatus een treurig einde beschoren. De magische beurs valt in handen van zijn zoons, voor wie de gevolgen al even funest zijn. Hebzucht en gierigheid richten alle betrokkenen te gronde. Het stuk, dat met zijn allegorische figuren als Geluk (Fortuna), Deugd en Ondeugd reminiscenties oproept aan de middeleeuwse moraliteiten, laat Fortunatus (met zijn ironische speaking name) en zijn zoons zien als een voorbeeld van menselijk falen. Dekker is een belangrijke inspiratiebron geweest voor andere bewerkingen, zoals een onderdeel van de verzamelbundel Englische Komödien und Tragödien uit 1620, de Kasseler Fortunat uit 1620-30, en de werken van Girbertus 1643 en van de Nederlander Fonteyn (Fortunatus beurs en wensch-hoedt & Fortunatus soonen, op en ondergangh, 1643). Het thema werd pas weer opgepakt door schrijvers uit de Duitse Romantiek, onder meer door Chamisso (Fortunati Glückseckel und Wunschhütlein, 1806) en Uhland 1814, die komische en tragische elementen met elkaar laten contrasteren. Chamisso benutte het motief van Fortunatus' geldbuidel overigens later in zijn verhaal Peter Schlemihls wundersame Geschichte (1814, »Schlemihl). Ook in Phantasus werden tragiek en humor gecontrasteerd. In de drie delen van dit boek uit 1812-16 nam Tieck dertien sprookjes, vertellingen, toneelstukken en novellen op. Het derde deel bevat het ‘Märchenlustspiel’ Fortunat, waarin twee lezers op twee achtereenvolgende avonden de lotgevallen voorlezen van de succesvolle burger Fortunatus die macht, aanzien en rijkdom verwerft, terwijl zijn zoons de erfenis lichtzinnig vergooien. De Weense volkstheater-auteur Collin gebruikte de stof in 1814 op minder hooggestemde wijze voor een populair blijspel, daarin gevolgd door Stegmayer 1819 en Lembert 1829. Stegmayer concentreerde de figuren van vader en zoons in één persoon en ontdeed de stof daarmee van haar epische karakter. Ook Lembert en Raimund (in Der Barometermacher auf der Zauberinsel, 1823) zetten deze verhaallijn voort. Bauernfeld gaf Fortunatus een vrouw die hem altijd trouw blijft en naar wie hij tenslotte gelouterd terugkeert (Fortunat, 1835). Het motief van de loutering, bij Tieck voor het eerst aanwezig, vinden we ook terug in Fortunatus-bewerkingen van Grosse 1896 en Bonn (Andolosia, 1906). Engelstalige bewerkingen zijn bekend van de Engelse ‘poet laureate’ Austin (Fortunatus the Pessimist, 1892) en de Amerikaanse dichter Edwin Arlington Robinson, wiens Fortunatus uit 1928 een dramatische monoloog is in navolging van Browning. De omvangrijke roman Fortunat uit 1946 van Flake is een realistische beschrijving van het leven van de arts Jakob Kestenholz, die vanwege zijn successen Fortunat wordt genoemd. In deze moderne ‘Bildungsroman’ is de Fortunatus-stof ontdaan van alle sprookjesachtige elementen en is de oorspronkelijke Fortunatus alleen nog maar op de achtergrond aanwezig als het symbool van de mens voor wie het geluk schijnbaar niet op kan. In de jaren tachtig van de 18e eeuw werd in Londen voor het eerst de pantomime Fortunatus van Linley sr. opgevoerd. In 1819 ging in dezelfde stad het melodrama Fortunatus and his Sons (The Magic Purse and Wishing Cap) van de veelschrijver Rowley Bishop in première. Uit hetzelfde jaar dateert het ‘Zauberspiel’ Fortunats Wunschhütlein van Kinsky op een libretto van Stegmayer. Van Adolf Müller is Fortunats Abenteuer zu Wasser und | |
[pagina 105]
| |
zu Land (1829, naar Lembert). Dörings ‘Märchenoper’ Fortunat mit dem Säckel und Wunschhütlein is van 1831. De tekst van Bauernfeld ligt ten grondslag aan werken van Conradin Kreutzer 1835, Mestrozzi 1900 en Meyrowsky 1902. Wassermann schreef het libretto voor de opera Fortunatus uit 1909 van Franckenstein. Kiesl 1929; Valckx 1966; Wiemann 1971; Raitz 1984 |
|