Pellico stond, toen hij zijn treurspel schreef, wat de vorm betreft nog onder invloed van het classicisme van Alfieri en Foscolo. De psychologie van het drama behoort echter al tot de Romantiek. Pellico probeert zich in de personages in te leven en voert verzachtende omstandigheden aan. Lanciotto, vorst van Rimini, wordt verscheurd door wraakgevoelens, maar zijn liefde voor Francesca is niet minder groot. Door een dramatisch toeval is hij getuige van het afscheidsgesprek tussen Paolo en Francesca. Lanciotto meent echter dat beiden willen vluchten, ontsteekt in woede en doodt Francesca die zich voor Paolo werpt. Deze laat zich dan door zijn broer doorboren om samen met haar te sterven. De twee geliefden, die zich jarenlang tot een platonische liefde weten te beperken, worden toch het slachtoffer van een door grenzeloze jaloezie gedreven echtgenoot.
Waar het oordeel van Foscolo over de tragedie van Pellico vernietigend was, bleek Byron zozeer onder de indruk dat hij het toneelstuk in 1820 vertaalde. Ook in zijn eigen dichtwerk zijn echo's van de stof hoorbaar, onder andere in The Corsair en in The Siege of Corinth. K.J. Ostrovski 1836 en Méri de la Camorgne 1850 baseerden hun toneelstukken op vertalingen van Pellico's tragedie.
Ook bij H. Keller 1808 en Uhland 1810 sterven de geliefden onschuldig. Bij Keller zijn de broers niet alleen rivalen in de liefde, maar ook op het politieke vlak, terwijl de door Pellico gebruikte voorgeschiedenis van Francesca en Paolo reeds bij Uhland opduikt. Een ander punt van overeenkomst met de tekst van Pellico is het feit dat de hoofdpersonen reeds afscheid hebben genomen als zij ten offer vallen aan de woede van Gianciotto.
In Engeland heeft Leigh Hunt de stof in versvorm gestalte gegeven (The Story of Rimini, 1816), terwijl Keats op zijn beurt in 1819 een sonnet aan het gedicht van Hunt over het tragische paar wijdde.
In de toneelstukken van Köster 1842 en Heyse 1850 keert het door Boccaccio ingevoerde motief van het huwelijksbedrog terug. Bij de Tsjech Neruda 1860, de Zweed Key 1893, de Italiaan Cesareo (1906, drama met een voorwoord van Pirandello) en de Duitsers Röhmhildt 1908 en Renner 1909 wordt de echtbreuk gerechtvaardigd door het argument dat Francesca het recht heeft het haar opgelegde huwelijk af te wijzen.
In de tragedie in blanke verzen Francesca da Rimini uit 1856 van de Amerikaan Boker staat niet Francesca zelf in het middelpunt, maar de ongelukkige, mismaakte en van zijn omgeving geïsoleerde Lanciotto. Hij is de tragische figuur die zijn vrouw en broer doodt ondanks de grote liefde die hij voor beiden koestert. In Nederland schreef Schimmel in 1885 een versdrama Francesca da Rimini dat onvoltooid bleef. Enkele jaren tevoren, in 1882, had Stratenus zich met het onderwerp beziggehouden in Paolo en Francesca.
D'Annunzio voert in zijn treurspel Francesca da Rimini uit 1901 nog een derde broer ten tonele, Malatestino, die de uiteindelijke aanstichter van het kwaad blijkt te zijn. Uit pure jaloezie verraadt hij aan Gianciotto de verhouding tussen Paolo en Francesca, op wie hij zelf verliefd is. D'Annunzio maakte in zijn stuk gebruik van de stijl van de middeleeuwse Arturromans en roept de sfeer op van het laat-18e-eeuwse Italië.
In Paolo and Francesca, een tragedie uit 1902 van de Engelsman Stephen Phillips, rijdt Paolo de bruid van zijn broer Giovanni ter verwelkoming tegemoet: het is liefde op het eerste gezicht. Een oude blinde vrouw voorspelt Giovanni dat hij zal worden bedrogen, waardoor hij al voor het huwelijk is gesloten wordt verscheurd door jaloezie. Paolo wil huis en haard verlaten om niet in de verleiding te komen zijn broer te bedriegen. Ondertussen vraagt Giovanni een dokter om een drankje dat Francesca voor eeuwig aan hem zal binden. Later luistert hij een gesprek af tussen Francesca en Paolo, als de laatstgenoemde een gifdrank tot zich wil nemen om zijn verboden liefde definitief het zwijgen op te leggen. Zo komt Giovanni erachter dat het zijn eigen broer is van wie hij rivaliteit te