ven rijden. Godiva ging de krachtmeting met haar echtgenoot aan: slechts beschermd door haar lange haren nam zij het voor de stad op. In latere analyses wordt er overigens op gewezen dat Godiva's naaktheid vermoedelijk betekende dat zij de uiterlijke kentekenen van haar positie niet droeg, zelfs is mogelijk dat ‘naaktheid’ hier slechts ‘op een ongezadeld paard’ betekent. In de geschiedenis van de Godiva-stof is die subtiliteit afwezig en verschijnt zij ‘in puris naturalibus’. Later werd de Godiva-geschiedenis nog verrijkt met de ‘Peeping Tom’-episode: Leofric zou de inwoners van Coventry verboden hebben om naar zijn ongeklede echtgenote te kijken. Die waren wel bereid om binnen te blijven en hun ogen gesloten te houden, behalve Peeping Tom dan. Hij werd als straf met blindheid geslagen.
Vanaf het einde van de 16e eeuw kent Coventry een Godiva-cultus. Van 1586 dateert een anoniem schilderij in Vlaamse stijl, dat de naakte Godiva in de straten van Coventry verbeeldt. Het is bijna zeker dat het de stad Coventry was die voor de vervaardiging van dit schilderij de opdracht verstrekte. De stad herdacht Godiva als beschermheilige in jaarlijkse ommegangen. Coventry was niet de enige stad in Europa waar sagen voor historische waarheid werden gehouden. Een relatie met de gewoonte om in allegorische voorstellingen de patronage van een stad toe te vertrouwen aan de stedemaagd lijkt aanwijsbaar.
De Godiva-sage, waarin nogal wat uit andere verhalen bekende elementen samenkomen (bijvoorbeeld het winnen van de hopeloos lijkende weddenschap, het verzet van de echtgenote omwille van het algemeen belang), werd in lokale geschiedschrijving en in volksballaden populair: aan de historiciteit van de geschiedenis werd steeds minder getwijfeld. Zo wordt de legende kort beschreven in The Poly-Albion (geschreven tussen 1598 en 1622) van Drayton, die met dit ambitieuze reisverslag in dichtvorm de topografische, historische, hagiografische en volksmythologische bijzonderheden van Engeland wilde boekstaven. Dat de verlichte aforist Lichtenberg in 1779 het verhaal in Ein sittsamer Gebrauch zu Coventry in Warwickshire op geestige wijze hernam, toont dat Godiva intussen ook op het continent enige bekendheid genoot.
Buiten Coventry werd Godiva pas echt een begrip sinds de Engelse Romantiek. In de 19e eeuw werd veel gevarieerd op bekende feiten en verdichtsels uit de geschiedenis. In Imaginary Conversations of Literary Men and Statesmen uit 1824-29 van Landor is een fictief gesprek tussen Leofric en Lady Godiva opgenomen. Tennyson bezong in 1842 Godiva's kuise naaktheid en Coventry - in de 11e eeuw feitelijk weinig meer dan een paar straten - werd in zijn verzen een majestueuze stad vol gotische architectuur. Door Tennyson werd Godiva de lieveling van de romantische dichters, zodat in zekere zin haar gestalte in 1842 werd vastgelegd. In 1850 sentimentaliseerde Leigh Hunt de stof in een ballade, terwijl de dichter Brough in 1859 sociaal-kritische aspecten van de geschiedenis benutte. In de historische roman Hereward the Wake uit 1866 van Kingsley figureert Lady Godiva als de moeder van de hoofdpersoon, een legendarische ‘outlaw’ die Engeland tegen de Noormannen poogde te beschermen. Marsh publiceerde in 1889 een historische roman Lady Godiva.
Op het continent werd de thematiek van de Godiva-geschiedenis onder andere gebruikt in Monna Vanna uit 1902 van Maeterlinck. Vermelding verdient ook Regina coeli uit 1894 van Lauff. In deze roman wordt Antwerpen gered door de dochter van de burgemeester. Van hernomen confrontaties met de Godiva-stof is slechts weinig sprake. Gewezen kan worden op de eenakter van Sfetez (Lady Godiva, 1911), treurspelen van Hardung 1911, Baxa 1913, Zwehl 1918 en Franck 1919, maar erg imposant verschijnt Godiva niet op het toneel: de nadruk valt steeds op de echtelijke moeilijkheden. Hensen publiceerde