van de ziel van de hoofdpersoon geworden en de hele queeste naar de waarheid omtrent zichzelf is uiterst effectief geënsceneerd in de donkere steegjes en gangen van het Praagse getto. Meyrinks roman is qua stijl en verbeeldingskracht een van de meest geslaagde letterkundige bewerkingen van de Golem-stof.
In de dichtkunst zijn voor 1900 een tiental Golem-gedichten verschenen, onder meer van Droste-Hülshoff (Die Golems, 1844) en Storm (Ein Golem, 1851). Evenals de reeds genoemde gedichten van Kalisch, Kompert en Liliencron gaan deze gedichten uit van de bestaande stof en werken ze deze op min of meer conventionele wijze om. In deze eeuw is de stof in dichtvorm bewerkt door Borges (El Golem, 1958); als reactie hierop verscheen van de Borges-vertaler Hollander een op Borges geïnspireerd gedicht (Letter to Jorge Luis Borges. A Propos of the Golem, 1971). Voorts schreef Celan in 1964 een Golem-gedicht, Einem, der vor der Tür stand: de symboliek van de Golem is hierbij geheel volgens de moderne lyrische traditie komen te liggen op het vlak van het hoogst persoonlijke scheppingsproces, dat wars is van eenvoudige anekdotiek.
In de filmgeschiedenis is de Golem-stof driemaal achtereen gebruikt door de Duitse acteur en regisseur Wegener: de eerste twee versies (1914 en 1917) zijn verloren gegaan, maar de versie van 1920 (der golem. wie er in die welt kam) bleef bewaard en geldt als een van de meesterwerken van de Duitse expressionistische film. In alle verfilmingen speelde Wegener zelf de lemen gestalte, die door een rabbijn tot leven wordt gewekt om de joodse gemeenschap voor de ondergang te behoeden. Er zijn remakes van het verhaal uit Frankrijk (le golem, 1936, onder regie van Duvivier) en Tsjechoslowakije (1951, regie: Fric). Een Engelse film it uit 1966 onder regie van Leder liet een Golem zien die wordt misbruikt door een gefrustreerde museumassistent, maar die aan diens lot, dood door een atoombom, mag ontsnappen. Een Japanse equivalent van de Golem, Majin genaamd, speelde de hoofdrol in een Japanse film uit 1967, onder regie van Isho Mori.
De Golem komt in de beeldende kunst voornamelijk voor als onderwerp van boek-illustraties: vermeldenswaard zijn de 25 illustraties die Steiner-Prag vervaardigde voor de uitgave van Meyrinks roman in 1916. Andere illustratoren zijn Kubin 1909, Tofel en Max Weber (beiden 1921, illustraties bij Leivick), Jilovsky (1925, bij Bloch), Feigl 1937, Hussel 1974 en Podwal (1983, bij Wiesel). Ook kunstenaars als Steinberg (1965, Hirshhorn Museum, Washington), Hudecek (1935-37, Galerie Hlavního Města, Praag), Kirschenbaum (1980, Metropolitan Museum, New York), Wartofsky 1984, Lerner 1982, Lemberger 1982-83, Shapiro 1987 en Pincas 1985-88 lieten zich op uiteenlopende wijzen door de Golem-stof inspireren. Goodelman vervaardigde een bronzen buste (1922, privé-collectie). Ook Aronsons monumentale sculptuur The Door (1963-69, Pucker/Safrai Gallery, Boston), gemaakt in de traditie van de bronzen deuren van Ghiberti van het Baptisterium te Florence en Rodins Poorten van de hel, bevat verwijzingen naar de Golem. De Roemeense beeldhouwer Covrig is bekend geworden door zijn uit afvalmateriaal vervaardigde gigantische mensachtige figuren, waaronder De dictator (1988), een beeld dat hij zelf in verband brengt met de Golem. Ook de bekende beeldhouwster Niki de Saint-Phalle heeft voor haar sculpturen inspiratie gezocht bij de lemen reus (bijvoorbeeld Golem, 1972).
Rosenfeld 1934; Völker 1971; Mayer 1975 en 1980; Goldsmith 1981; Sherwin 1985; Bilski 1988