Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 384] [p. 384] Voorgevoel 't Is mij te moede als werd ik weer een kind Dat nog niet spreken kan, begint te staamlen, Dat vindt van moeder, menschen, dieren, wind De stemmen even vreemd en eensgezind, En door elkaar de klanken gaat verzaamlen. Hoe heerlijk, nog te weten van geen woorden Die zinnen worden en die weer gesprekken, Bijvoorbeeld denken: een groen bosch heet Noorden, Iets anders groots en groens heet zee, en moorden Zijn zwarte dingen die men moet ontdekken. De woorden hebben klank en kleur en glans, Zij komen op en willen gaan bewegen; Vaak is een stroef, een ander norsch, verlegen, Maar als ik fluister dat ik nog niet regen Van rag kan onderscheiden, zien zij kans Op liedren die lang hebben stilgelegen, Bijna verstandig waren doodgezwegen. Vorige Volgende