Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] Van voren af aan Zooals de stormwind de wolken Waar de zee geen kusten meer heeft En de hemel geen sterren over, Drijft nu de droom mijn gedachten Door 't ledige ruim van mijn geest. Ze ontmoeten geen tegenstand meer, Drommen samen - ijlen uiteen. Wel staat nog af en toe Een langgeleden ontslagen maan Een spookachtig licht te geven En er wezenloos naar te staren, Maar verder is er geen Ooggetuige bij deze Eindlijke ontreddering Van mijn geteisterd bestaan, Geen toevlucht, geen rots der eeuwen Waar zij op kunnen vluchten En zich weer langzaam verzaamlen Tot een hardnekkig bewustzijn, Zooals zij zoo vaak gedaan. Maar heb ik zelf niet altijd, Toen mijn bestaan was geordend, Gewenscht, ja wanhopig gesmacht Naar de verwoesting, om Buiten menschelijk, goddelijk [pagina 386] [p. 386] Medeweten Het zelfverlies te wagen, Om daarna weer opnieuw De kiem die niet vergaan kan Nu op een eigenmachtig Gekozen tijd en plaats In te zetten en Dan, daar, Te scheppen uit den chaos! Vorige Volgende