Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 339] [p. 339] IX [pagina 340] [p. 340] De Ardennen Een (gebroken) Sonnettenkrans, door Jacquelin I. Pelgrimstocht O, de gewijde grotten! Wij bezochten Om te beginnen die van Remouchamps, Liefkoosden warm in de ijskoude krochten, En daalden daarna in die van Dinant, Een pas ontdekte - België is hòl er van Sinds de entrees stegen op meer dan tien francs. De vroomheid bleef. 't Vermogen niet. Wij kochten Ons niet meer 't Allerheiligste van Han, En zochten troost in Brussels Scala, voor De ontwijding van het Heilge Land van Tachtig, En vonden met verrukking, achter 't koor, België's Libanon nu eerst waarachtig Grootsch: grotten grijnsden, gletschers glansden prachtig, Want hier beleed zich oprecht het Décor. [pagina 341] [p. 341] II. Palinodie De Amblève, die zachtzinnig zinnelijk ruischte... Wat stond het nevelhemd met spitse kant van dennen Den heuvelboezems goed! De maan scheen, een der kuischte Die ooit glimlachte over de ongerepte Ardennen. Mijn reisgezellin zuchtte: een niet te miskennen Vermaning tot mijn plicht. Tweestrijd. Was dit wel 't juiste Terrein voor honigmaan die tegen der Ardennen Zedige traditiën toch te zeer indruischte? Perk en Mathilde! Chloë en Daphnis! Héloïse En Abélard! (Die paren!) Dante en Beatrice! Kwamen mij levendig herinneren aan 't onkiesche Nog een geliefde aan het hart te willen drukken, Terwijl zij op eerbiedger afstand zich ontmoetten. En ik besloot mijn overtreding zwaar te boeten: Nooit meer, waar vrij te zijn, luisterend naar de wetten, Mij nooit weer te vergrijpen aan sonnetten... En liet dit laatste als zoodanig reeds mislukken! Vorige Volgende