Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 297] [p. 297] Apostel Thomas (Laatste Avondmaal. Kerkje te Kernèléhen) Hij brak het blanke brood en hief den beker Vol rooden wijn: ‘Ziet dit, mijn lijf, mijn bloed, Dat aller heil inhield, maar vloeien moet, Voorgoed teloor, terwijl mijn leden breken.’ Als om hun schand' beschaamd ging hij onzeker Voort, met gebogen hoofd: ‘Door de' euvelmoed Van een dáár, onder u, die, reeds verbreker Des bonds, mij kust, mij nog als meester groet.’ De zon wierp, door een donkren boom, in huis Tegen den muur de schaduw van een kruis, Over den vloer bevende zilverlingen. Een bukte, de andren zeiden: ‘Neen, niet ik!’ En hieven 't hoofd, om met hardkuischen blik Op eerbied voor hun onschuld aan te dringen. En een was moe geloovens, hopens, strijdens Om 't groot-vergeefsche en smachtte, voortaan heidensch Alleen te zijn met steenen, planten, dingen. Vorige Volgende