Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 296] [p. 296] Op de Galeien Nu ik gebrandmerkt ben en kaalgeschoren En op de ruwe roeibank vastgeklonken, In zeven jaar geen wijn meer heb gedronken, En mijn galei voor eeuwig zal behooren: - Tusschen mijn schurftige huid en maagre schonken Liggen mijn spieren week en weggeslonken - Denkt gij den eed te houden, mij gezworen Vóór zeven jaar, mij eeuwig te behooren? Als wij voor 't Hof kunsten vertoonen mogen, En dan een smartlijk troeblen van uw oogen Bewijzen wil dat gij nog weet hoe 't was, Dan zal ik niets verraden, onbewogen. Maar zult gij fluisteren met den markies Naast u: ‘Wat zijn ze weerzinwekkend vies!’ - Dan val ik op mijn bank uiteen tot asch. Vorige Volgende