Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 294] [p. 294] Hamlet Ik zocht wanhopig hoe ik mijn geslacht en Geboorte als een vermomming kon verachten, Om naar een bloem- en zonloos land te gaan, Waar alle uit 't bloed gesproten lustgedachten Deinsden voor eeuwig ijs, niet meer bij machte Mij naar den vrede tot in slaap te staan. Maar leven houdt ons allen ingesloten Binnen 't benarde fort van lijfsbestaan. 's Nachts zoekt men open zee met reddingsbooten Van droomen, die in 't gapend Niet vergaan. Ik kan mij goed verdedigen met bespotting Van alle zingenot, den levensdwang; Ik weet hoe 'k steeds en fel 't bezit verlang, Van leliën, die bestemd zijn voor verrotting. Ik heb bemind die niet te welken leek, En stiet haar weg, nog ééns door hoop bewogen Een vrouw als ziel te omhelzen - en vervlogen Was àlles van haar: bloemen op een beek... Soms zweeft in mijn herinnring een rein hoofd; Dan doet het roode snoer der bloedige grens Mij kond, dat 'k slechts 't ontbrekend lichaam wensch Dat zooveel heeten wellust heeft beloofd. [pagina 295] [p. 295] Zie 't noodlot, hoe het valsche kuischheid smaalt. Ja! 'k Weet, ik ben een dorper. Neen, niet edel. Ik vind geen rust, voordat mijn holle schedel Geworpen wordt bij knekels op een vaalt. Vorige Volgende