Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 284] [p. 284] Memoriaal Er was genoeg om van leven te overtuigen: De ramen stonden open, zon en wind Konden in en uit; de zee wierp, speelsgezind, Haar branding telkens op de rots in duigen. De dag was loom als een bedorven kind. Toch stonden kaarse' op kandelaars te branden, Daar het steeds scheemrig in de kamers bleef; Muskieten gonsden, stieten aan de wanden, Tegen een schaal waarin verlept een anjer dreef, En vielen op de tafel waar gejaagd over schreef Een hand wat Hij dicteerde, loopend op en neer, (Nog scheen het lot der wereld voort te jagen,) Bijhoudend kroningen, staatsgrepen en veldslagen: Al de overwinningen en nederlagen Van zijn eerst klein, toen groot, dan steeds meer slinkend heer. 't Was of geluid en licht er niet toe deden, Alsof Hijzelf, reeds doode bleek en klam, Uit zijn nog niet goed toegedaan verleden Hier 't voorportaal van zijn graftombe inkwam, Met kort gebaar, slagstem en kleine haastige schreden; [pagina 285] [p. 285] En of alleen die witte hand die schreef Leefde op de velden van 't memoriaal, Om snel na 't stellen van het laatste taal En teeken weer te keeren op de schaal, Waar anders zij als fletse anjer dreef. - Het eiland staat weer in zijn leegen vrede Op de' oceaan, Longwood is lang ontruimd; Wat Franschen hebben 't laatste meegestreden, Zijn voor 't eind heengegaan met een gezochte reden Of hebben hun zes jaar om later faam verzuimd. Maar soms komt hier eenzelfde dag weerom Met zon en wind, eensluidend zeegeruisch. Van Nimfvallei naar Invalidendom Is Hij verlegd; alleen die hand (van Bertrand? Montholon?) Spookt langs den wand en op den poel voor het verlaten huis. Vorige Volgende