Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 217] [p. 217] Amor 'k Heb haar ontvoerd; zoolang ze mij behoort Zal ze ook de mijne zijn, door mijn genade Geniet ze de vrijheid, leven; 't is mijn gade, Voor eeuwig zijn wij door elkaar bekoord. Ja, innig saamgesnoerd als door een koord. Ik gaf haar alles, sieraden, gewaden, Weer van haar teeder wezen iedre schade En wreek elk krenkend, oneerbiedig woord. Slechts bij den kerkgang laat ik haar alleen, Daar mag ze knielen op den killen steen, Bidden en droomen dat Maria haar hoort. - Een innig vrome is een wellustige vrouw. - Ik fluister als ze thuiskomt: ‘Ben je trouw? Dan word je een heilige als ik je vermoord.’ Vorige Volgende