Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] O Konakry! O Konakry, wat was je heet; Nog heeter dan de negerinnen, Die gingen, glanzend van het zweet, Heeter dan langgespeende zinnen, O Konakry! O Konakry, wat was je stil; 't Bleef ochtend in de breede lanen, Als was je een groote duiventil, Getimmerd onder de platanen. O Konakry! De zon kwam niet uit 't wolkgebied, Een vochte schemer bleef er broeien, Geen wind deed ritslen palm en riet Of 't water van de vijvers vloeien. En roerloos vlak lag de lagoen Van zee door zwampen afgesloten, Omringd door hard en somber groen, Bewoond door een paar rotte booten. De negers bleven werkeloos; Zij zaten voor hun lage hutten Of lagen in gevallen loof Door den doelloozen dag te dutten. [pagina 150] [p. 150] Stierf alles dan den warmtedood? Ik ging alleen door breede lanen; Als rouwfloers door de eeuwen groot Hing daar de schaduw der platanen. O Konakry, zoo stil en heet, Wij hadden niets elkaar te geven; Wie zonder hoop geen uitkomst weet, Die moet maar troostloos verder leven, Niet, Konakry? Vorige Volgende