Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] Bordeaux Zomerhel. Nergens schaduw. Schroeiend gras. 't Water is niet meer vloeibaar, gloeiend glas. Een breede gele stroom is overbrugd Door steengewelven: een verstarde vlucht Van vleugelkrommen aan elkaar geschakeld (Of van oogkassen waar de wenkbrauwbogen Nog staan om zwarte holten, leeg van oogen). Daarachter hangt een leegte star te staren Langs schepenzwermen naar verre gevaren. Maar voor de kim ligt, tot de kiel onttakeld, Tegen den zoom van een verschrompeld park Scheefgezakt, een voorgoed gestrande bark: Als dik zwart bloed leekt pik uit open naden, Haar laatste stengen smeeken om genade, Achtergelaten tot veracht versterf, Terwijl stoomschepen groeien op de werf. Onduldbaar wordt steeds staal op staal gehamerd. Tallooze ramen gapen in de gevels; Als rouwrag hechten zich vuilgrauwe nevels Aan 't vlak waarachter, keer op keer gekamerd, Liefde door lust geworgd te gronde gaat En duizend dooden sterft en weer ontstaat... Vorige Volgende