Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] Zeeroep Ik ging gelooven dat ik nu zou rusten, Den winter in 't ommuurde stadje blijven, Een huis bewonen, klare zinnen schrijven En voor het eerst wat langer voortgekuste Vrouwen hier bij mij hebben en, ter ruste Met hen gegaan, lang in omhelzing blijven. En langzaam werden mij hun willige lijven Vertrouwd als vroeger vaak bezeilde kusten. Zoo dacht ik zittend in mijn kamer, maar Vannacht hoor ik den najaarsstorm aanheffen; Het dakhout maakt als kreunend want misbaar. Ik woon zoo ver van zee, zoo dicht bij haar; 't Storten der branding kan mij hier niet treffen. Hoe kan ik zoo wanhopig klaar beseffen Dat ik weer scheep zal gaan, voor 't eind van 't jaar. Vorige Volgende