Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] De Albatros De wereld moe, voor vreugd te oud geworden, Liet ik mij op de Westenwinddrift drijven Van al wat op de aarde bloeide en dorde, Alleen de golven eeuwge bloesems blijven. Ten Zuiden van de Hoop- en Stormkaap Hindert geen kust, geen klip mijn stille vaart, Waar de albatros ook op zijn wieken slaapt, Boven den storm, door sterren aangestaard. De wolkenhorden, langgerekte baren Omgorden een heelal, ledig en grauw. De onzichtbre wind, de diepten openbaren Mij meer geheimen dan de diepste vrouw. Vorige Volgende