Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] [Ik bouwde in 't midden der Verboden Stad] IK bouwde in 't midden der Verboden Stad, Omringd door een achtdubbele omheining, In 't midden van een bodemloozen vijver, Het paviljoen waarin zij wonen moest. Toch waagde zich in de Verboden Stad En klom over de achtdubble omheining En zwom naar 't verre midden van den vijver De minnaar, die door 't noodlot komen moest. Dus was het niet genoeg, Keizer te zijn Over het Rijk van 't Midden: ik werd God, Om haar te onttrekken aan elk sterflijk oog. 'k Gaf haar den hoogsten hemelberg tot woning, Midden in het onpeilbaar wereldmeer, Waarin ik gansch Yamato kon verdrinken. Maar vele zielen zweefden op den wind, De zon scheen gloeiend dwars door alle wolken, De minnaar gleed aan op een manestraal. In zwarte aarde zal ik haar begraven. Vorige Volgende