Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Terugkeer Na twintig jaar wilde ik mijn stad terugzien, Die lag stillevend aan den horizon. Maar aan den straatweg, vier mijl voor de poort, Stond nog die herberg van den Gelen Reiger, Waar 'k vroeger kwam met vrienden uit de stad. Daarbinnen werd loom, als in halven slaap, een fluit bespeeld. Ik hoorde weer het oude lievlingslied Van pruimeblaren vallend in den vijver. 't Was Mei weer, stil lag daar de stad aan 't water, Ik hoefde er niet meer heen te gaan: 't Is Mei, ik kom er juist vandaan. O pruimeblaren vallend in den vijver, Niets kan vergaan, zoomin als jullie kort en ritslend leven Het mijne, lang en vol van zwaar verdriet - Zoo scheen het, maar het was het mijne niet; Ik ben hier altijd mijmrend blijven staan, Betreurend wat dien andre is geschied, Terwijl ik luisterde naar 't zinnelooze lied Van pruimeblaren - vallend - in den vijver. Vorige Volgende