| |
| |
| |
Severall Letters.
Nortwick Octob. 9/19 1705.
MY loving Cousin,
I have understood that you shall come to be tabled with my Master, therefore I let you know how you must live here; First, you must get up every morning at six a clock, and wash your hands and face, then rense your mouth, and rub your teeth, and then you must go into your chamber and pray; after that, you must come into the school, and hear a chapter read, and learn your lesson, then you go down again, and get for your breakfast a piece of bread and butter, and when you have eaten that, go again into the school, and say your lesson to the Master, and write till twelv a clock, when the Maid calls us down to dinner; after dinner you go into the school again, and stay till half an hour past five, and then you play half an hour, and after that, you must come and read a chapter till the supper be ready, then half an hour after that, you must prepare you for bed: thus we live here, and I let you know this, to inform you thereof before hand, out of the true love which I bear you, as being
Your affectionate Cousin.
L.S.
| |
| |
| |
Verscheyde Brieven.
Noortwijck den 9/19 October, 1705.
MYn lieve Neef,
Ick heb verstaan dat ghy hier by myn Meester in de kost sult komen leggen, so sal ik u laten weten hoe ghy hier leven moet; voor eerst, ghy moet alle morgen te ses uuren opstaan, en wel uwe handen en aangesicht wassen, als dan uwe mont spoelen, en de tanden wryven, en dan moet ghy in u kamer gaan, en bidden, daar na moet ghy op school komen, en hooren een Capittel leesen, en leeren uwen les, dan gaat gy weder naar beneden, en krygt tot uwe ontbyt een stuk Boter en Broot, en als ghy dat gegeten hebt, gaat gy weder op school, en segt uwe les op aan de Meester, en schryft dan tot twaalf uuren, wanneer de Meyd ons afroept om te komen eeten, na de middagh komt gy weder op school, en blyft tot half ses, en dan speeld ghy een half uur, daar na moet gy een Capittel komen lesen, tot dat het Avondmaal gereed is, dan een half uur daar na moet gy u bereyden te bed te gaan: Aldus leven wy hier, en ick laat u dit weten, om u van te vooren te verwittigen, uyt de oprechte liefde die ick u toedrage, als zynde
Uwe toegenege Neef
L.S.
| |
| |
| |
[Vervolg Engels]
HOnoured Father,
My humble duty unto you presented, giving you hearty thanks for your tender love to me, and great care of my education; I make bold at this time, having gained a little skill in the art of writing, to present you with a few lines, being the first fruits of my labours; and I hope in a short time to be better accomplished, and to give you such an account of my proceedings as shall demonstrate that your cost and charges are not bestowed on me in vain. Mean while I humbly crave your acceptance of this, as coming from him who in all things studieth to give you content, being now and ever
Beverwyck
Octob. 20. 1705.
Your obedient Son
A.D.
Haarlem in Holland Octob. 20 1705.
MY dear Brother,
Providence having separated our bodies for a season, directs us also how to improve in every place where we come: and precious time, which never can be recalled, is to be made use of with our utmost diligence. Our minds which
| |
| |
| |
[Vervolg Nederlands]
EErwaardige Vader,
Na voorgaande aanbiedinge myns schuldigen plichts, bedanke ik U E. hertelyk voor uwe tedere liefde tot mywaarts, en groote sorge voor myne opvoedinge. Ik verstoute my tegenwoordig, zekere kennisse in 't schryven bekomen hebbende, aan u te betoonen dese weynige letteren, zynde de eerste vruchten van myn arbeydt; en ick hoope in 't korte noch meer ervaren te zyn, en u soodanige blycken van myn toenemen te geven, welke te kennen sullen geven dat ghy geen onkosten en arbeydt aan my te vergeefs gedaan hebt; Ondertusschen smeeck ick dit in danck te willen aannemen, als uyt hem voortkomende, die in alles sich bevlytight U E. contentement te geven, blyvende nu en altoos
Beverwyck den 20. October, 1705.
U E. onderdanige Soon
A.D.
Haarlem in Hollandt, Octob. 20. 1705.
DIerbare Broeder:
De Voorsienigheyt onse Lichamen voor een tyd afgescheyden hebbende, wyst ons aan hoe wy ons over al daar wy komen te dragen hebben: en de kostelycke tydt, die niet te herroepen is, moet men met de d'uyterste
| |
| |
| |
[Vervolg Engels]
never can be separated, must therefore by our pens be constantly communicating to one another in such things, as may encrease our mutuall knowledge, and continue the testimonies of our reall affections to each other. You have the advantage of your native Country, a good air, great plenty of all things necessary, and especially the constant advice of our vertuous Parents: I dwell in a neat and cleanly City, among very civil people, have a due freedom, am indifferently well supplyed, gain knowledge in Arithmetick, and Book-keeping, am in a way of attaining the methods of merchandizing, and correspondence, in sundry parts of the world, with many other advantages: but that which must make both our enjoyments prosperous to us, is the gracious temper of our minds, and the blessing of God thereupon, which I heartily wish for us both, and so rest
Your most endeared Brother
A.D.
| |
| |
| |
[Vervolg Nederlands]
vlyt gebruyken. Onse gemoederen, welcke noyt van den anderen konnen worden afgesondert, moeten derhalven door onse pennen geduurig met malkanderen discoureeren van soodanige saken, die onse onderlinge kennisse mogen vermeerderen, en de getuygenissen van onse oprechte genegentheden tot malkanderen continueeren. Ghy hebt het voordeel van uw' Vaderlandt, een gesonde lucht, groote overvloet van alle nootdruft, en voornaamlyck de geduurige heylsame raadt van onse vroome Ouders. Ik woone in een nette en reyne Stadt, onder veele Borgerlycke Luyden; geniete behoorlycke vryheyt, wordt redelyck wel onderhouden, neme toe in de kennisse van Cyffer-konst en Boek-houden, ben nu op den wegh van een styl van Koopmanschap te bekomen, en correspondentie in verscheyden Gewesten der Werelt, nevens veel andere voordeelen; doch het gene onser beyde genot voorspoedigh moet maken, is de deughtsame gematigtheyt onser gemoederen, en Godts zegen daar op, 't welck ons beyde hertelyck toewenschende, blyve
Uwe geaffectioneerde Broeder
D.B.
| |
| |
| |
[Vervolg Engels]
Utrecht, Octob, 22. 1705.
Sir,
WHen I turn my thoughts and pen towards you, who have been my old Fellow-Student, in whose society I have had so much complacence, and from whose affable doportment, and free communicatien, such rare discoveries as might serve to enrich my mind above the trite and common Notions of Vulgar Pretenders, I must acknowledge, that the Remembrances of you are a fresh tincturing of my ruder Genius, a mollyfing dew and a greatefull odour, enamouring and delighting all my sensens: and I could write all day to such a friend with the greatest facility and fluency, and blame my eyes also, if at night they should encline to such a drowsiness as should prevent my converse or restrain the motions of my mind from your dear self. Oh how true do I now find your words, that true Philosophy is to be preferrd before all the gold in the Indies! and the enriching of the
| |
| |
| |
[Vervolg Nederlands]
Uytrecht, 22. Octob. 1705.
Myn Heer,
SOo wanneer ick myne gedachten en penne t'uwaarts wende, die myn mede-Scholier zyt geweest, in wiens geselschap ik soo groot behagen hebbe geschept, mitsgaders dat lieftallig comportement, en die openhertige mededeelinge van soodanige rare ontdeckingen, welcke dienen mochten tot verryckinge van myn gemoet boven den trant en d'algemeene notitien der gener die slechts een gewoonlyke professie doen: soo moet ik voorwaar bekennen, dat de gedachtenissen uwer, myn ruwe geeste met een frisse verwe overtrecken, en voor my zyn een versachtende dauw en aangename reuck, waar door alle myne sinnen verlieft en verquikt worden; en ik sou met seer groot gemack, en soet-vloeyentheyt den gantschen dagh aan soodanigen Vriendt konnen schryven, en oock myne oogen bestraffen, by aldien datse in der nacht soo slaperig mochten worden, dat daar door d'ommegang met soo waarden Vriendt belet, ofte genegentheden myns gemoets van hem souden worden afgeweert. Och! hoe waarachtig bevind ik nu dat uwe woorden zyn, te weten, dat de rechte Philosophie ofte Wysgierigheyt boven all' het gout in Indiën te waarderen is, en dat de
| |
| |
| |
[Vervolg Engels]
noble parts of the mind superlativly exceeding all those cabinets of Jewels and tons of treasure which vulgar spirits make their God. But this short Epistle is, through the straits of time which imprison my active thoughts, to be confined within those narrow bounds, which onely permit me to tell you, that the vain conversation of most men here, and the confusedness of their janglings in the Schools, with their advancing of their Scholastical Theology, and confining the vast and noble spirit of man to an Aristotelian Philosophy, have rendred all my hope for advantages from the Academy unusefull and uncomfortable; I wish 't were better with you in England) hereupon I betake my self to a more retired state, wherein my mind is transcending all those seeming substances, but reall shadows: Yet can I never live so abstractedly from other men and things, but that I must still retain in the more intimate recesses of my thoughts, your worthy self; to whom I am.
Ever obliged
R.E.
| |
| |
| |
[Vervolg Nederlands]
edele deelen des gemoedts te verrycken alle de cabinetten van Juweelen, een tonne schats, daar de gemeene zyn Godt van maeckt, verre te boven gaat. Doch dese myne beknopte Brief wordt, door de engheyt ofte kortheyt des tydts, die myne werkelyke gedachten gevangen neemt, binnen dese naauwe paalen bepaalt, welke my slechts toelaten U E. bekent te maken dat de ydele ommegangh der meeste menschen alhier, en de verwertheyt der knibbelingen in de Scholen, nevens de verheffinge van hunne Schoolgeleerde Godt geleertheyt, en de bepalinge van de wydtluftige en edele geest des menschen binnen de palen van een Aristotelische wysgierigheyt alle myne gewenschte verhoogingen d'Academie onnut en troosteloos hebben gemaakt: (ick wensche dat het U E. in Engeland beter ga,) hier op is het dat ick my tot eensamer plaats begeve, waar in myn gemoet alle die andere schynbare wesens, doch wesentlycke schaduwen, overtreft: echter evenwel kan ick van andere menschen en dingen soo afgescheyden niet leven, of ick moet noch in myn aller-innerste eensame gedachten gestadigh behouden uwe eerwaardige Persoon, wien ick altydt verobligeert blyve
R.E.
|
|