Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] Christus dood, de dood der eigenmin. Of eene nieuwgemaakte Zangwijze. Of: Aimable vainqueur. I. >Hoe dieper ik delf; Hoe meer ik mij zelv' Begin te verveelen, Aan 't vriendelijk streelen Van 't harte verkleefd. Waar zal ik mij bergen? Wien 't kruisigen vergen, Van de Adder die leeft? Foei, vleiend gemoed, 't Geen 't leven bevoordeelt; Schoon Goël veroordeelt, Wat koestert en voedt. O heuchelijk oort Van Eden, bekoort Hier zelfmin de zielen, Die jammerlijk vielen? Daar zijnwe vermoord! Uw vruchten zijn wrang! Gij morzelt de hielen, Vergiftige Slang! [pagina 164] [p. 164] II. Rampzalige val! Gethsemane zal Met Golgothas beden, De Slange vertreeden, Die alles verderft. O Goël, wat leven Zal 't kruisigen geeven, Als 't Eigen versterft? Kom kruisig mijn hart, Met nagels der liefde: Och dat ze mij griefde; Dan heelt mij de smart. Zoo smaak ik den vreê: Zoo leert mij uw beê, Al de aardsche vermaaken, En 't Eigen verzaaken: Zij maakt me gedwee; Dat nimmer 't gemoed, Gods wille zal wraaken, Zoo heilig en goed. Vorige Volgende