Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2
(1764)–Rutger Schutte– AuteursrechtvrijRutger Schutte, Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2. Johannes Covens Junior, Amsterdam 1764
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Meertens Instituut Amsterdam, signatuur: C 25
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2 van Rutger Schutte in de eerste druk uit 1764.
redactionele ingrepen
Een deel van dit boek is moeilijk leesbaar. Dat is steeds tussen vierkante haken aangegeven.
p. 147: glansrijrijke → glansrijke: ‘door die twe glansrijke deugden verdedigen wil’.
p. 212: Omwille van de leesbaarheid is de tekst van de coupletten achter elkaar gezet en niet over twee bladzijden verdeeld, zoals in het origineel.
p. 218: ontbec - ren → ontbee - ren: ‘Ik kan u lust en rust ontbee - ren’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. 2, 210, fol. π1v) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina π1r]
STICHTELIJKE GEZANGEN,
TWEDE DEEL.
[pagina I]
STICHTELIJKE GEZANGEN;
IN VERSCHEIDENE GELEGENHEDEN GEDICHT,
EN MET AANMERKINGEN,
Tot verstand van eenige Stukken uit de H. Schrift, verrijkt,
DOOR
RUTGER SCHUTTE,
PREDIKANT TE AMSTERDAM.
Op nieuw Muziek gesteld door
LEONARD FRISCHMUTH.
TWEDE DEEL.
TE AMSTERDAM,
Bij JOHANNES COVENS, Junior,
Op den Vijgendam, 1764.
Met Privilegie.
[pagina II]
Uitgegeeven, na voorgaand onderzoek, en goedkeuring van de Eerwaarde Classis van Amsterdam, den 9 van Louwmaand 1764.
[pagina XXVIII]
LIJST DER GEZANGEN.
Bladz. | ||
---|---|---|
1. | Opwekking tot heilig zingen ter opening van een stichtelijk gezelschap. Kol. III:14-17. Nu eens uit de borst gezongen. | 1 |
2. | Opwekking tot een bestendige liefde bij 't scheiden van 't gezelschap. Sions burgers speelgenooten. | 9 |
3 | Christus kruisliefde. 2 Kor. V:14. Zie ik Gods Zoon verhoogen? | 13 |
4 | 's Heilands liefde, in al wat Hij deed en leed. Liefde, lust, en welhebagen. | 18 |
5 | 't Geestelijk Jawoord. 't Ja kan onze ooren. | 22 |
6 | Christus verborgen leven in God. Kol. III:1-4, Wijkt doodsche trekken. | 29 |
7 | 't Hart aan Christus opgedraagen. Godlijke Leeraar, vol mededoogen, | 35 |
8 | Goëls liefdedwang O wat heerlijk, | 38 |
9 | Het beste deel. Luk. X:41, 42. Wijkt schepselen, wijkt ijdelheên; | 40 |
10 | Verbinding aan de volmaakte Schoonheid. Aanbiddelijke Schoonheid, | 44 |
11. | Versmading van 't valsche, en lust tot het waare goed. Godlijke oogen. | 47 |
12 | Zugt naar hemelwerk. Wie zou zijn' ed'len geest verslaaven. | 50 |
13 | Reize uit Egypte naar Kanaan. O dienstbaarheid. | 52 |
14 | Het geestelijke heiligdom. Exod. XL:17-38. 't Lust mij de Godstent te beschouwen. | 58 |
15 | Het hemelsche Vuur. Lev. IX:23, 24. Kan 't eigen vuur ooit offeranden, | 64 |
16 | Het vreemde Vuur. Lev. X:1-3. Wie durft van eigenliefde dronken, | 68 |
17 | De groote Goël, en waare Boaz. Lev. XXV:47-55. Heerlijke Goël, Isaïs looten. | 73 |
18 | De groote Verwinnaar der helsche slang. Vleiend spreeken. | 76 |
[pagina XXIX]
Bladz. | ||
---|---|---|
19 | Het geestelijke Jubeljaar. Lev. XXV:8-55. Wie viert met ons het heuchlijk Jubeljaar. | 86 |
20 | 't Offer van 't hart. Psal. LI:12, 18, 19. Ik schond, o God, uw beeld. | 92 |
21 | 't Gering getal van waare vroomen, of de XII Psalm berijmd. Behoud o Heer! en red. | 94 |
22 | 't Langduurig wijken van Gods licht en Geest, enz. of de XIII Psalm. Hoe lang vergeet Gij mij in druk. | 97 |
23 | De snoodheid der Godlochenende waereld, of de XIV Psalm. De dwaas zegt in zijn hart ‘Daar is geen God’. | 99 |
24 | De Heiligheid van 't geestelijke priesterdom, of de XV Psalm. Wie zal, o Heer, in uwe tent. | 102 |
25 | Zielestrijd van Messias den waaren Hoogepriester in Gethsemane, of de XVI Psalm. Bewaar mij toch, mijn God, en Opperheer: | 105 |
26 | Messias de trouwe Herder, of de XXIII Psalm. Mijn Herder is de HEER. | 111 |
27 | Gods gestrengheid en goedheid, of de XXXVI Psalm. De afvalligheid des boozen doet. | 113 |
28 | De Zielen dorstende naar Christus, en zijn heil. of de XLII Psalm. Schreeuwt een hert naar. waterstroomen. | 119 |
29 | Gods volk zugtende, om bepleiting van hunne zaak, enz. of de XLIII Psalm. Doe gij me recht in duizend listen. | 122 |
30 | De Kerk in 't laatst van 't Joodsch gemeenebest, of de XLIV Psalm. Geduchte God, Gij deedt onze ooren. | 124 |
31 | Echtzang op het bruiloftfeest van vorst Messias, of de XLV Psalm. Mijn dichtaâr vloeit, mijn tong vol heil'gen ijver. | 132 |
[pagina XXX]
Bladz. | ||
---|---|---|
32 | Tempelzang ter inwijinge van den volbouwden Tempel, of de LXXXI Psalm. Hoe lieflijk is dit Godspaleis. | 138 |
33 | De groote Zielzon. Psal. XXXVI:10, 11. De groote Zon. | 143 |
34 | De genezer de Heilzon Mal. IV:2. O Heilzon, 'k zie mijn wonden. | 148 |
35 | De verbranding der Eigenliefde. O Hemelliefde, o zuiv're vlam | 152 |
36 | JESUS alles voor zijn Bruid. Ik denk aan 't zalig uur toen JESUS 't minnend oog. | 153 |
37 | 't Middenpunt der ziel, Hemelstraalen. | 157 |
38 | Hart en oogen opgeëischt, Spreuk. XXIII:26. O Homelwijsbeid, eeuwig Woord. | 159 |
39 | Val der Eigenliefde, 'k Zal 't oogenblik gezegend noemen. | 161 |
40 | CHRISTUS dood, de dood der Eigenmin. Hoe dieper ik delf. | 163 |
41 | Klagt over Vervreemding. Waar vind ik nu mijn' liefsten JESUS weder. | 165 |
42 | De gejaagde ziel. Hoe loert de vijand. | 167 |
43 | Bittere klagte. Verstond ik mij te recht op klaagen. | 169 |
44 | Kagte over afgoderij. Helaas! hoe heb ik eed en trouw verbrooken! | 176 |
45 | Wederkering der ziel. Was 's Vaders wil mijn wet en wit. | 181 |
46 | De hervatte toenadering Mijn tranend oog. | 185 |
47 | De geestelijke strijd. Waar heen mijn ziel, waar heenen? | 194 |
48 | Vlugt voor de vijanden. Waar berg ik mij, voor zulk een woede. | 197 |
49 | De voorbijgaande waereld. 1 Joh. II:17. Waereldsche begeerlijkheden. | 199 |
50 | De Eigenmin, in 't Paradijs geteeld en gedoemd. Doorluchte Dag! | 202 |
[pagina 209]
ZANGWYZEN VAN STICHTELYKE GEZANGEN
By verscheiden gelegenheden gedicht
door
RUTGER SCHUTTE
Predikant te Amsterdam
Na de beste Italiaansche smaak in Musiek gebragt voor de
Zang Clavecimbael enz.
Door L. FRISCHMUTH
II. deel
Te AMSTERDAM by Johannes Covens Junior
Met Privilegie.