Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2
(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina 159]
| |
Zangw. O Hemelliefde o zuiv're vlam. Bladz. 150.I.
O Hemelwijsheid, eeuwig Woord,
Die 't wijdverdoolde hart wilt tot zijn' oorsprong brengen;
En daar 't verzoenend bloed met laagen ysop sprengen:
Gijeischt, ‘Geef mij uw hart, mijn zoon, dat mij behoort.
Dan komt uw ziel tot stil bedaaren;
Dan zal 't oplettend oog mijn wegen trouw bewaaren’.
II.
O Goël, zoo U 't hart behaagt,
Zoo Gijin mijn gemoed als 't Heiligdom wilt woonen,
En daar in vuur en licht, U tegenwoordig toonen:
Gij zijt de groote Heer en Schepper, die het vraagt.
Ik geef het U, die 't mij woudt geeven:
Op U sla ik mijn oog! Och leer mij voor U leeven!
| |
[pagina 160]
| |
III.
Myn Heiland, Gij hebt mij gezocht,
Gij woudt door uwen Geest in 't hart een' tempel bouwen!
Aan wien zou ik het ooit geruster toevertrouwen?
Gij zijt met recht mijn Heer, Gij hebt mij vrijgekocht,
Gij vormt mijn' geest door uwe handen:
Aan U wil ik mijn ziel voor de eeuwigheid verpanden.
IV.
O Zelfmin, trotsche vijandin,
Durft Gij U tegen 't Woord, en zijnen eisch verzetten?
U moet des Hemels min verbannen, of verpletten.
Kom, zelfverlochening, vermeester mijnen zin;
Doe mij den zin van CHRISTUS weeten.
Wie 't schepsel haat, Hem mint; wil Hij zijn' leerling heeten.
V.
Mijn Goël, die uw maaksel kent;
Vul 't hart met uwe min, en 't oog met uwe schatten,
Dat de eerzugt nooit mijn ziel vol grootsheid uit doospatten:
Och! dat er waarheid zij, die 't hart aan U gewent.
Uw liefde doe mijn liefde blaaken;
En leer' mij door haar' gloed, het grondig zelfverzaaken;
|
|