Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 153] [p. 153] Jesus alles voor zijn bruid. Op eene nieuwgemaakte Zangwjjze. Of: Almagtig Vaderlief uit Lodestein. II. Ik denk aan 't zalig uur, toen JESUS 't minnend oog, Op mij die Hem trotsch verstict, Mededogend vallen liet; Uit Tophets slijk mij toog. Hoe prong toen Siloa in mijn onrein gemoed! JESUS waare levenswel, Voor wiens oogen 'ik mij stel, Gij die mijn zonden boet: Geef de loog der zuiv'rende asch; Zeep en hand, dat ik mij wasch. Wasch mij op mijn beê, In de kop'ren zee, In het zuiv'rend bloed, In een' traanenvloed, Waar in mijn troostbron was. II. 'k Min U, mijn Bruidegom, die mij in liefde kent: Liefdes oorsprong, eeuwig heil! Liefdes afgrond zonder peil! O liefde Zonder end! [pagina 154] [p. 154] 't Is 't Amorietisch kroost, dat Gij Uw liefde biedt, Duur verzegeld met Uw bloed, Diep geworteld in 't gemoed, Dat door 't geloof U ziet. 'k Vind mijn voorwerp hier alleen, 'k Vind in U mij wel te vreên. Eenig eeuwig Al, Dat ik minnen zal, Hoogste harten lust, Vaste zielen rust, Wien ik in de armen vaL' III. Gij zijt uw Sulammieth, een schut, een schild, een borg, Brandt des Hemels felle wraak, Gij alleen bepleit haar zaak, Gij zijt haar steun in zorg. Gij voedt door 't heilgeloof Uw Bruid, die Gij bemint: Al haar pligtwerk, al haar doen, Kan het mag're hart niet voên, Dat hier geen Manna vindt. JESUS spijzigt het gemoed; JESUS schenkt zijn vleesch en bloed. JESUS is mijn deel; 't Hemelman is eêl: JESUS is al 't zoet; [pagina 155] [p. 155] Dat mij laaft en voedt: Wiens zorge ik mij beveel. IV. De Lust een vlugtig Niet, dat in den Nood niet baat, 't Witte zilver, 't roode goud, Laaten zielen arm en koud, En zonder troost of raad. Waar vliegt de Rijkdom heen? Waar de Eer die de aarde biedt? Wellust duurt een oogenblik; 't Klatergoud, 't geen eigen Ik Omhelsde, blinkt nu niet. Schepsels biedt geen hulp meer aan; 'k Zal in d'Echt met JESUS staan. JESUS is mijn schat, Die mijn lust bevat; JESUS is mijn Heer, En zijn echt mijn eer: Hij heeft mij lief gehad. V. Zie daar mijn hand en hart, O Goël, 'k geefze aan u Eeuwig bij het echtaltaar; 'k Worde Uw' liefdegloed gewaar, Van mededingers schuw. Of fchool er nog een vonk, die 'k niet te regt kon zien; Ai ontdek die aan mijn oog, [pagina 156] [p. 156] Die mij voor U nederboog, Mijn hart U aan dorst biên. Hij die 't hart bewaaren kan, Is mijn maker en mijn man. JESUS Echt is zacht, Vol van liefdekragt: JESUS die mij zocht, Heeft mij vrijgekocht. Ik roep: ‘HET IS VOLBRAGT’. Vorige Volgende