Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2
(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina 143]
| |
Of eene nieuwgemaakte Zangwijze.
| |
[pagina 144]
| |
En 't vuur der leer
Zoo wijs en goed,
Stelt nu den vloed
Der aarde ook paalen.
Uw zoon, de zon, en zoen van 't volk,
Verdrijft de wolk,
Droogt d'afgrondskolk.
II.
Dit zonnelicht,Ga naar voetnoot*
Doet mijn gezicht,
Het licht aanschouwen.
'k Zie mijn gemis,
In duisternis,
Hoe zwart zij is.
| |
[pagina 145]
| |
'k Zie JESUS glans,
Aan 's hemels trans;
Dat 's mijn vertrouwen.
Ik volg het licht en 't godlijk vuur,
In zoet en zuur,
Naar 't wijs bestuur.
Die 't Zonlicht schat,
Zal 't hemelpad
In 't midden houën.
Rijs Zonne der gerechtigheid,
Die 't licht verspsreidt,
Vol majesteit.
III.
Wat licht of gloed,
Zou mijn gemoed
Tog meerder wenschen?
Wijk donkre lucht;
Wijk bange zucht,
Die d'afgrond ducht.
Wijk duisternis:
Waar 't levert is,
Is 't licht der menschen.
Gij wilt, o Zon, het heilsaizoen,Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 146]
| |
Herleeven doen,
Mijn krachten voên.
Door 's Hemels hand,
Zal nooit mijn stand,
Noch bloei verslenschen.
O JESUS wees mijn licht, en zon,
Mijn levensbron,
Waar 't heil begon.
V.
Vlugt, waangeloof,
Uw mist verstoof,
Met all' de dampen.
De nacht verdween;
Toen 't Heillicht scheen,
Door 't donker heen.
O heilgezicht,
Dit Zonnelicht
Dooft mind're lampen.
Vlugt, twijfeling, dit HemeloogGa naar voetnoot*
Spant ons om hoog,
Den regenboog.
| |
[pagina 147]
| |
Dit rood en groen,
Zal mij behoên
In 's waerelds rampen.
't Is God die door zija rechterhand,Ga naar voetnoot*
Ten liefdepand,
Den booge spant.
|
|