Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2
(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina 119]
| |
De zielen dorstende naar Christus, en zijn hell.
| |
[pagina 120]
| |
Stout mijn vreugdezon doet taanen,
En mij vraagt’ Waar is uw God?
Ja Hij leeft! en ziet op mij,
'k Stort mijn ziel uit; wijl ik blij
Naar Gods huis met lofgezangen,
Treeden zal in Feestgedrangen.
| |
Tegenzang.III.
O mijn ziel, wat zoudtge U buigen?
Waarom zijt ge in mij ontrust?
Hoop op God! gij kunt getuigen
Van zijn trouw, uw liefde en lust.
Voor 't verlossen, voor het licht,
Van zijn zalig aangezicht,
Zal ik de eeuw'ge Goedheid looven:
Looven gaat de klagt te boven.
IV.
'k Denk aan U in 't angstig dwaalen,
Uit de vlakte der Jordaan;
'k Voel mijn zugt naar Hermons paalen,
Uit het klein gebergte gaan.
Hermons afgrond, 's Hemels roê,
Roept hier Sodoms afgrond toe;
't Hol gedruisch der watergooten,
Zal Uw gramschaps vloed vergrooten.
| |
[pagina 121]
| |
V.
All uw baaren, all' uw golven,
Gaan mij over 't hoofd. Hoe leit
Hier mijn arme ziel bedolven!
Nog is 't goedertierenheid.
God is 't die ze 's daags gebiedt;
's Nachts is bij mij 't godlijk lied:
'k Zal dan 't reukwerk biddend geeven,
Aan den God, die mij doet leeven.
VI.
'k Zal tot God mijn steenrots spreeken,
Hoe vergeet Gij al mijn smart?
Zult Gij geen verdrukking wreeken?
Waarom ga ik staâg in 't zwart?
Met een doodsteek in 't gebeent,
Daar mijn ziel om klaagt en weent,
Wordt mij hoonend toegedveeven;
‘Waar 's Uw God de bron van 't leven’?
VII.
O mijn ziel, wat zoudtge u buigen?
Waarom zijtge in mij ontrust?
Hoop op God! gij kunt getuigen,
Van zijn trouw, uw liefde en lust.
Veel verlossing, heuchlijk licht,
Vond mijn treurig aangezicht:
Nimmer heeft Hij mij vergeeten;
'k Zal Hem staâg, mijn' Bondgod heeten.
|
|