Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2
(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina 35]
| |
't Hart aan Christus opgedraagen als propheet, priester, en koning.Op eene nieuwgemaakte Zangwijze Of
| |
[pagina 36]
| |
Leer mij, dat ik er Amen op zeg.
Schootge in Uw' wandel heldere straalen,
't Goddelijk vuur moet inniger daalen:
Koester den grond, verwarmende gloed,
'k Geef U het hart, ontvonk het gemoed.
III.
Pleitende Borge, PRIESTER voor zonden,
'k Mebbe melaatsch de lippe bewonden;
't Hoofd is ontbloot, de kleêren gescheurd;
Door mijn onreinheid alles verbeurd.Ga naar voetnoot*
Pharpar is droog, met Abanaas beekenGa naar voetnoot†
't Outer, en 't waschvat, zuiv'ren gebreken.
Pleit Gij me vrij; zoo wascht mij Uw hand.
'k Geef U het hart, het zij U verpand.
IV.
Stervende PRIESTER, sterven mijn krachtent
Stervende zal ik leven verwachten;
Stervende wordt al 't Eigen gedood;
Stervende werk ik 't geen Gij geboodt.
Stervende Held, den Draak te betemmen,
Golven van 't hart weer effen te kemmen,
Hoort tot Uw macht: en zwijgen die slil;
'k Geef U het hart, en volg uwen wil.
| |
[pagina 37]
| |
V.
Leevende HEILVORST, die mij het leven,
Door Uwen dood hebt wedergegeeven:
Schrijf uwe wetten in mijn gemoed;
Zend uwen schepter, geef Uwen gloed.
Doe mij in 't strijden hulpe verwachten;
Schenk mij Uw leven, schenk mij uw krachten:
Dat ik door U den vijand verwinn.
'k Geef U het hart, ai heersch er toch in.
VI.
Hemelsche KONING, 'k roem Uwen luister.
Jammerlijke aardkloot, akelig duister;
Mengelklomp vol van zonde en verdriet:
Alles belooftge, 't Hemelsche niet.
Opperfte Koning, 't hemelsch is boven;
Mag ik U lieven, leeven, en looven:
Wat mij mishaagde, wat mij beviel;
'k Geef U het hart, dit 's 't leven der ziel.
|