Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2
(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
Christus verborgen leven in God,
| |
Op eene nieuwgemaakte Zangwyze.
| |
[pagina 30]
| |
Dus spreekt van 's Vaders troon:
‘Zou na 't ontwaaken,
Dit Sina u vermaaken?
Neen! 't vleesch moet gij verzaaken.
Zoek Horeb niet, maar mij:Ga naar voetnoot*
Mijn Sion is nabij;
Dit maakt u waarlijk vrij.
Hoor naar uw' bloedverwant
Aan 's Vaders rechterhand,Ga naar voetnoot†
Zoek met uw stil gemoed,
Hier 't manna dat u voedt;
Tans wijst de Schechina,
Geen Kadesbarnea,Ga naar voetnoot§
Maar 't heilrijk Golgotha’.
II.
Zoo leef ik boven!
'k Wil zaligheden looven,
| |
[pagina 31]
| |
Die aardsche blijdschap dooven.
Ik zoek geen Horeb meer:
Op Sion leeft mijn Heer,
En schenkt wat ik begeer.
O gloed van staalen,
'k Voel U in 't harte daalen:
Hier kan ik ademhaalen.
Het laag Egypte zucht;Ga naar voetnoot†
Ik voel een ruime lucht,
In deeze hemelvlucht.
Nu leef ik door 't geloof,
Voor hel en waereld doof.
Hier is mijn eenig AL,
Dat mij vernoegen zal.
Ik denk (wat ik hier mis)
Na dees verrijzenis,
Om 't goed dat boven is.
| |
[pagina 32]
| |
III.
Ik ben gestorven.
Het leven is verworven,
Voor een' welke afgezworven,
Tans kleeft aan CHRISTUS mond,
Die Sions rijksverbond,
In veertig dagen, grondt,Ga naar voetnoot†
Wijkt dwaaze zorgen:
Hem schenkt de blijdste morgenGa naar voetnoot§
Het leven in 't verborgen.
Hij keert tot God weêrom,
Woont in de wolkkolom,Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 33]
| |
En schetst het Heiligdom.Ga naar voetnoot*
O Leven in mijn' God
Verborgen, zalig lot,
Dat ik met CHRISTUS erf,
Die met Hem leef en sterf;
Ge ontschuilt het scheem'rend oog
Der waereld, die om hoog
Nooit met haar' aandacht vloog.
IV.
Mijn Licht en Leven,
Die Moses glans woudt geeven,
En mij om hoog doet streeven:
Haast klimt een nieuwe dag,
Nu blijder dan hij plag,
En groet U met ontzag.
Prijst Eng'lentaalen,
Gods Zoon gehuld met straalen.
Hij zal van Sion daalen;
Hij dekt geen aangezichtGa naar voetnoot†,
Schoon voor dien glans, het licht
| |
[pagina 34]
| |
Van Moses aanschijn zwigt.
De groote CHRISTUS leeft,
Waar 't vol van Eng'len zweeft.
Het dor gebeente, hoort
Nu 't magtig levenswoord,
'k Wacht met die Majesteit,
Wier wolkkoets staat bereid,
Het licht der heerlijkheid.
|
|