Spolia mundi(1949)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] V Niets wat voorbijgaat kan de hunker stillen Der U gewijden; aardse liefde stuit, Hoe zoet, hun opvlucht niet; hun maatloos willen Streeft roekloos boven alle goeden uit Tot U, in Wie, hoe weerloos nog gebonden En loom van aarde, zij reeds ademen en zijn, De dood niet achtend in de flitsende seconde Van uwe zwarte, aardse Cherubijn. Vorige Volgende