Spolia mundi(1949)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] [Aan de ingang van de morgen rezen waterhozen] Aan de ingang van de morgen rezen waterhozen Als propyleëen van een tempel recht, Gehuld in dageraad en teder ochtendblozen. Tussen de zuilen stond een boereknecht Die in een damp van wierook klaver maaide; De ganzen riepen op het Capitool Terwijl de hanen in de tempel kraaiden En de Aarde langzaam, Virgiliaans idool, Uit sluimering en schemer werd herboren... Gekerstend door het lied der torenklok En heilig door haar gaven: wijn en koren, Draagt zij het juk van Christus zonder wrok; Maar in haar blikken blijft een vreemde zomer branden Het vuur van een vernuft dat, troebel in zijn klaart', Een zweem van heugnis aan vergeefs geschuwde schande - In zijn geschonden kern een troostloos licht bewaart. Vorige Volgende